1 Rov. 1 van het arrest van 31 mei 2011 van het hof 's-Gravenhage. Zie ook rov. 2 van het vonnis van 23 oktober 2009 van de rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Rotterdam.
2 In rov. 2.8 van vonnis van 23 oktober 2009 van de rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Rotterdam wordt vermeld: "In de overeenkomst werd de beantwoording van de kwalificatie van de huurovereenkomst uitdrukkelijk in het midden gelaten." Aan een ander wordt aandacht besteed in de s.t, zijdens de Gemeente nrs. 1.19-1.20.
3 Het bijzondere regime van de zogenaamde "Benzinewet" (de wet tot veiling van bepaalde verkooppunten van motorbrandstoffen. van 16 juni 2005, Stb. 324) is in casu niet van toepassing. Dit regime ziet op de huur van een onroerende zaak, die eigendom is van de Staat en is gelegen aan een bij het Rijk in beheer zijnde weg, ten behoeve van de verkoop van motorbrandstofverkooppunten. Zie T&C Huurrecht (H.J. Rossel), art. 790, aant. 2 sub h; A.R. de Jonge, Huurrecht, p. 321-331.
4 De vraag of is vastgesteld (dan wel bij wege van hypothetische feitelijke grondslag moet worden aangenomen) dat de onderhavige stations dat ook zijn, kan m.i. blijven rusten. Zie daarover de cassatiedagvaarding op p. 4, de s.t. zijdens [eiseres] nr. 13 en de schriftelijke repliek nr. 1 alsmede de s.t. zijdens de Gemeente nr. 2.4.
5 Zie bijvoorbeeld HR 20 februari 1998, LJN ZC2595, NJ 1998/740 m.nt. PAS (Deko II/Stift); HR 24 december 1993, LJN ZC1198, NJ 1994/215 (Amsterdam-Semarang/Geelhoed); HR 3 december 2004, LJN AR4783, WR 2005/14 (Mast/Ted's Grinthandel).
6 Zulks ter onderscheiding van gemengde huurovereenkomsten, die zien op combinaties van huur van woonruimte, 230a-bedrijfsruimte of 290-bedrijfsruimte. Daarvoor gelden eigen verwijzingsregels naar het toepasselijke rechtsregime. Zie bijvoorbeeld F.C. Borst, Gemengde overeenkomsten met een huurelement en gemengde huurovereenkomsten, WR 2004, p. 57 e.v.
7 MvT, Kamerstukken II 1999/2000, 26 932, nr. 3, p. 3.
8 Voorts wordt opgemerkt dat artikel 6:215 BW ziet op de samenloop van twee benoemde overeenkomsten. Zie bijvoorbeeld Borst, a.w., p. 66; Evers, a.w., p. 31-32.
9 Zie ook GS Huurrecht (H.E.M. Vrolijk), art. 7:290 BW, aant. 14; G.M. Kerpestein, Huurrecht bedrijfsruimte, Den Haag: Sdu uitgevers 2012, p. 453-454; M.F.A. Evers, Huurrecht bedrijfsruimte, Deventer: Kluwer 2011, p. 30, 35-36.
10 Zie ook Evers, a.w., p. 35; Kerpestein, a.w., p. 453-454; A.M. Kloosterman, H.J. Rossel, J.P. van Stempvoort, Hoofdlijnen in het huurrecht met vragen en antwoorden, Deventer: Kluwer 2011, p. 31-33; R.A. Dozy, Y.A.M. Jacobs, Hoofdstukken huurrecht, [Deventer:] Gouda Quint 1999, p. 8; H.J. Rossel, Huurrecht algemeen, Deventer: Kluwer 2011, p. 11.
11 Vgl. ook HR 31 mei 1991, LJN AD1431, NJ 1991/678 (Bloemert/Supergas). Een overeenkomst waarbij de eigenaar het genot verschaft van een stuk grond en de wederpartij verplicht wordt tot bouw en exploitatie daarop van benzinestation en tot betaling van een gulden per jaar en een aan de omzet van het station gerelateerde provisie. Behoudens bijzondere omstandigheden, moet worden aangenomen dat het vaste bedrag van een gulden per jaar en de overige door Supergas verrichte en te verrichten prestaties de prijs vormen voor de verschaffing van het genot van de grond, dat deze verschaffing niet een te verwaarlozen element is en dat de overeenkomst dus als een overeenkomst van huur en verhuur van de grond is aan te merken.
12 Artikel 290 lid 2 sub b ziet op een gebouwde onroerende zaak bestemd voor de uitoefening van een hotelbedrijf. Artikel 290 lid 2 sub c ziet op een onroerende zaak bestemd voor de uitoefening van een kamperbedrijf. In het onder c bedoelde geval behoeft dus geen sprake te zijn van een gebouwde onroerende zaak.
13 Zie A-G Huydecoper, conclusie sub 7 voor HR 14 oktober 2011, LJN BR3054, RvdW 2011/1254 (art. 81 RO); T&C Huurrecht (H.J. Rossel) art. 290, aant. 3.a.
14 Zie HR 20 februari 1998 (reeds genoemd); HR 2 oktober 1981, LJN AG4239, NJ 1982/186 m.nt. PAS; HR 4 mei 1979, LJN AB7309, NJ 1979/509 m.nt. PAS; GS Huurrecht (H.E.M. Vrolijk), art. 7:290 BW, aant. 23, 25 en 81; Asser-Abas 5-IIA, nr. 255; R.A. Dozy, Y.A.M. Jacobs, Hoofdstukken huurrecht, [Deventer:] Gouda Quint 1999, p. 378-379; M.F.A. Evers, Huurrecht bedrijfsruimte, Deventer: Kluwer 2011, p. 17-20; G.M. Kerpestein, Huurrecht bedrijfsruimte, Den Haag: Sdu uitgevers 2012, p. 433-434; A.R. de Jonge, Huurrecht, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2009, p. 302; S. van der Kamp, 'Kwalificatie', TvHB 2011/2, p. 59; Sdu Commentaar Huurrecht (T.H.G. Steenmetser), art. 7:290, aant. C.2.1.
15 Dat was ook het geval in HR 4 mei 1979,LJN AB7309, NJ 1979, 509 (Utrecht/Heijdeman), waarnaar wordt verwezen in het arrest Shell/Van Esta Tjallingii e.a.). Zie voor enige toepassingen Hof Leeuwarden 14 juni 2011, LJN BR6642, JIN 2011/541, Prg. 2011/173 (NS verhuurt een stuk onbebouwde grond aan Esso en geeft bij nadere overeenkomst toestemming voor de realisatie van een tankstation in ruil voor een variabele aanvullende vergoeding per liter verkochte brandstof); Hof 's-Hertogenbosch 28 september 2010, LJN BN9372, JIN 2010/852 (BP verhuurt grond aan particulier en geeft toestemming om daarop te bebouwen en dat te exploiteren als tankstation); Hof Amsterdam 20 maart 2003, LJN AN8871, WR 2003/70 (verhuur van grond bestemd als 'leertuin voor arbeidsgewenners' waarop nadien een klein gebouwtje wordt geplaatst); Hof 's-Hertogenbosch 12 februari 2003, LJN AN8867, WR 2003/69 m.nt. J.M. Heikens (verhuur grond bestemd als standplaats voor de verkoop van visproducten); Rb. Middelburg 6 november 2003, LJN AN8334, WR 2004/24 (NS verhuurt grond en geeft toestemming aan huurder om een loods te plaatsen voor de opslag van marktgoederen).
16 Zie voor enige toepassingen Hof 's-Gravenhage 9 februari 2010, LJN BM2456, NJF 2010/342, RVR 2010/72 (gemeente verhuurt een stuk grond en geeft toestemming aan huurder om kiosk te bouwen; de kiosk wordt door de eerste huurder overgedragen aan de opvolgende huurder); Ktr. Middelburg 21 maart 2005, AT7239, WR 2005/60 (verhuur ligplaats met drie pontons; het daarop gerealiseerde coffeeshop/petit-restaurant is door de vorige huurder verkocht aan de nieuwe huurder). Of in Hof Amsterdam 10 juni 2004, LJN AR2100, WR 2004/283 (verhuur grond bestemd voor de exploitatie van een snackbar) de snackbar reeds aanwezig was, wordt uit het arrest niet duidelijk.
17 Zie ook Kerpestein, a.w., p. 434, 453-454; E. Swaneveld, 'De huur van ongebouwde onroerende zaken: een leemte in de wet', TvHB 2012, p. 87-91.
18 Zie T&C Huurrecht (H.J. Rossel), art. 290, aant. 4.d; GS Huurrecht (H.E.M. Vrolijk), art. 7:290 BW, aant. 53; Kerpestein, a.w., p. 453.
19 Ik verwijs kortheidshalve naar de conclusie van A-G Huydecoper vóór HR 23 december 2011, LJN BU4971, RvdW 2012/40, waarin hij de ratio van art. 7:290 BW nogmaals bespreekt en aandacht vraagt voor de kritiek op de wijze waarop de wetgever de te beschermen groep van bedrijven heeft afgebakend.
20 In zijn conclusie sub 10 voor HR 16 juni 1995, LJN ZC1760, NJ 1995/705 m.nt. PAS heeft A-G Hartkamp overigens gewaarschuwd voor ontduikingsconstructies. Zie ook hierna bij 2.27 e.v.
21 Dat is bijvoorbeeld ook het geval met de formulering in de s.t. zijdens [eiseres] in nrs. 31 (aanvang) en 35 (slot).
22 Vgl. H.J. Rossel, Huurrecht algemeen, Deventer: Kluwer 2011, p. 2. Vgl. voorts HR 11 februari 2011, LJN BO9673, NJ 2012, 73 m.nt. A.L.M. Keirse (Schena/AKGI) inzake de afbakening van huur en timesharing.
23 Zie HR 4 mei 1979,LJN AB7309, NJ 1979, 509 (Utrecht/Heijdeman); HR 16 juni 1995, LJN ZC1760, NJ 1995/705 (Shell/Van Esta Tjallingii e.a.).
24 Dat wordt in de s.t. zijdens [eiseres] nr. 5 ook met zoveel woorden gezegd.
25 Zie in dit verband de s.t. zijdens de Gemeente nr. 2.7.1 en de schriftelijke repliek nr. 2.
26 CvD nr. 1.4, MvA nrs. 2.3, 2.4 en 3.2 en pleitnota E.E. van der Kamp d.d. 21 april 2011 nr. 3.2 e.v.
27 MvG nrs. 18-19, akte uitlating productie d.d. 9 november 2011 nr. 4-6 en pleitnotities van Mr. D.J.A. van den Berg nrs. 10-18.
28 Vgl. het betoog in de s.t. zijdens [eiseres] nr. 35.
29 Zie E. Swaneveld, 'De huur van ongebouwde onroerende zaken: een leemte in de wet', TvHB 2012, p. 89.
30 Nader verslag, Kamerstukken 1996/1997, nr. 7. p. 6.
31 Nota n.a.v. het nader verslag (Kamerstukken II, 1996-1997, nr. 8, p. 9 (sub 3.1).
32 MvT, Kamerstukken II, 2004/2005, 29951, nr. 3, ad artikel 3.
33 Vgl. E. Swaneveld, 'De huur van ongebouwde onroerende zaken: een leemte in de wet', TvHB 2012, p. 87-88.
34 Ik verwijs kortheidshalve naar T&C Huurrecht (R.A. Dozy), art. 216, aant. 4.
35 Het subonderdeel verwijst naar de MvG nrs. 25-28, 38-41, 52, 55, 62-64 en de pleitnotities in hoger beroep van mr. Van den Berg nrs. 16-17.
36 MvG nrs. 38-41, 52, 58-61 en de pleitnotities in hoger beroep van mr. Van den Berg nrs. 16-17.
37 De klacht verwijst naar het gestelde in MvG 77-84, pleitnotities in hoger beroep van mr Van den Berg 19-23, p.-v. zitting in hoger beroep van 21 april 2001, p. 3-4.
38 De klacht verwijst naar het gestelde in MvG 82-84, pleitnotities in hoger beroep van mr Van den Berg 23, p.-v. zitting in hoger beroep van 21 april 2001, p. 3-4.
39 De klacht verwijst naar het gestelde in MvG 82-84, pleitnotities in hoger beroep van mr Van den Berg 23, p.-v. zitting in hoger beroep van 21 april 2001, p. 3-4
40 De klacht verwijst naar het gestelde in productie 3 van de inleidende dagvaarding, CvA 1.11-1.12 en 1.18, alsmede productie 3, MvG 8, pleitnotities in hoger beroep van mr Van den Berg 3.