ECLI:NL:HR:2012:BV6769
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Bijdrageplicht hoofdelijke schuldenaren en verjaring van regresvordering in faillissement
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 mei 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de curator van Central Food Tech B.V. (CFT) tegen een eerdere uitspraak van het gerechtshof. De curator vorderde dat [verweerder], die als bestuurder van CFT was betrokken bij onrechtmatige handelingen, zou worden veroordeeld tot betaling van een boedeltekort of schadevergoeding op basis van onbehoorlijk bestuur. De Hoge Raad oordeelde dat de vordering van de curator was verjaard, omdat CFT in 1994 al op de hoogte was van de aansprakelijkheid. De Hoge Raad benadrukte dat de verjaringstermijn begint te lopen op het moment dat de benadeelde daadwerkelijk bekend is met de feiten die tot de schade leiden, en dat het niet vereist is dat de benadeelde ook bekend is met de juridische beoordeling van die feiten.
De zaak betrof ook de vraag of de curator voldoende had aangetoond dat de schade in evenredigheid met de mate van aansprakelijkheid over de hoofdelijk verbonden schuldenaren moest worden verdeeld. Het hof had geoordeeld dat CFT niet slechts als een instrument van [verweerder] kon worden beschouwd, en dat de curator onvoldoende had gesteld om een regresvordering te onderbouwen. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat de curator de stelplicht had om feiten aan te voeren die de vordering onderbouwden.
De Hoge Raad verwierp het beroep van de curator en veroordeelde hem in de kosten van het geding in cassatie. Dit arrest benadrukt de belangrijke rol van verjaring in het civiele recht en de noodzaak voor curatoren om hun vorderingen goed te onderbouwen.