Het hof stelt voorop dat het in de procedure tegen [X] aan [X] zou zijn geweest om te stellen en zo nodig te bewijzen dat sprake is geweest van eigen schuld aan de zijde van [appellant] in zijn relatie tot [X]. Naar het oordeel van het hof heeft [X] in die procedure onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld om dit oordeel te rechtvaardigen, zodat hetgeen [geïntimeerde] in de onderhavige procedure in dit verband heeft aangevoerd moet worden aangemerkt als een onvoldoende gemotiveerd verweer tegen de stelling dat de rechtbank de vordering tegen [X] zou hebben toegewezen. Hiertoe overweegt het hof als volgt.
Waar het de sloop van de begane grondvloer betreft zijn partijen verdeeld over de vraag of [appellant] deze al dan niet inclusief de vloerbalken heeft gesloopt. Ook als echter zou worden aangenomen dat [appellant] niet alleen de vloerplanken, maar ook de balken zelf heeft gesloopt, had het op de weg van [X] als aannemer gelegen om, voor zover [X] zijn stabiliserende maatregelen al niet mede op de sloop had moeten afstemmen, [appellant] er tenminste op te wijzen dat die maatregelen noodzakelijk waren. [X] heeft niet gesteld dat hij dat heeft gedaan.
Dat [X] heeft aangevoerd voor het nemen van die stabiliserende maatregelen niet verantwoordelijk te zijn geweest, omdat [appellant] hem deze werkzaamheden niet heeft opgedragen, doet daaraan niet af. In het licht van het feit dat [X] wel degelijk tot het nemen van dergelijke maatregelen is overgegaan volgt immers, zonder andere voldoende gemotiveerde uitleg, die ontbreekt, dat kennelijk ook [X] zich tot het nemen van die maatregelen gehouden achtte. In ieder geval diende [X] na zijn beslissing tot het aanbrengen van een stempeling er ofwel voor te zorgen dat dit adequaat gebeurde, dan wel hierover met [appellant] te overleggen en hem - in het licht van de ernst van het risico op voldoende indringende wijze - aan te raden zijn constructeur of architect te raadplegen.
De stelling dat [appellant] het sloopwerk niet in overleg met [X] heeft gedaan kan aan het voorgaande evenmin afdoen. In reactie daarop heeft [appellant] immers - onbetwist - opgemerkt dat [X] er wel van op de hoogte was dat [appellant] dit sloopwerk zou verrichten. Voor zover dit sloopwerk van invloed zou zijn op de nadien door [X] te verrichten stempeling, had [X] ervoor moeten zorgen dat hij ervan op de hoogte was welke werkzaamheden wanneer en door wie zouden worden uitgevoerd, zodat hij zijn eigen werkzaamheden op die werkzaamheden van anderen had kunnen afstemmen. Meer in het algemeen lag het op de weg van de diverse opdrachtnemers van [appellant], om ervoor te zorgen dat afdoende overleg werd gepleegd om een schade als deze te voorkomen, ook indien en voor zover [appellant] deze opdrachtnemers voor onafhankelijke werkzaamheden zelfstandig had ingeschakeld. Uit de aard van de diverse opdrachten volgde immers dat ieders werkzaamheden op andere werkzaamheden van invloed zouden zijn, in het bijzonder waar het betreft de werkzaamheden die op de stabiliteit van de woning betrekking hadden. Waar het betreft het verwijt aan het adres van [appellant] dat hij heeft verzuimd om diverse berekeningsopdrachten te verstrekken aan de constructeur en architect om de gevaren zoals zich hebben voorgedaan tevoren in kaart te brengen, alsmede dat hij heeft verzuimd om een stempelingsplan te laten maken en zijn constructeur voldoende te raadplegen, geldt dat zonder concrete toelichting, die ontbreekt, niet kan worden aangenomen dat [appellant] bijzonder deskundig was op het gebied van stabiliteit in relatie tot bouwwerkzaamheden of constructie. Het lag gelet daarop op de weg van de aannemer, de architect en de constructeur om [appellant] op dit punt te waarschuwen, de noodzaak van een en ander duidelijk te maken en zonodig met elkaar contact op te nemen. Gesteld noch gebleken is dat [appellant] daarop inderdaad is gewezen, maar er desondanks voor heeft gekozen de genoemde maatregelen achterwege te laten. Een fout in dit opzicht van de andere opdrachtnemers brengt slechts mee dat deze hoofdelijk voor dezelfde schade aansprakelijk zijn, niet dat hun fout zonder meer aan [appellant] kan worden toegerekend. Het enkele feit dat [X] voor het injecteren en het inschakelen van [Y] heeft gekozen, vormt voor die toerekening evenmin een voldoende rechtvaardiging.
Dat [appellant] tenslotte met [X] en de overige opdrachtnemers heeft afgesproken - of dat zij anderszins hebben mogen aannemen - dat [appellant] als hoofdaannemer van het project zou fungeren is door [X] (of thans door [geïntimeerde]) niet in voldoende mate onderbouwd. De - niet betwiste - stelling dat de door [appellant] ingeschakelde architect de directie voerde lijkt daarop overigens ook niet te wijzen.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [X] zich niet met succes tegen de vordering van [appellant] had kunnen verweren door een beroep op eigen schuld te doen. Het daarop gebaseerde verweer van [geïntimeerde] wordt aldus verworpen. Daarmee faalt grief 6 in het incidenteel appel.