In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of ex-bestuurders van een Stichting gehouden zijn tot terugbetaling van ontvangen bestuurs- en onkostenvergoedingen. De Stichting, appellante in deze procedure, had in eerste aanleg vorderingen ingesteld tegen de ex-bestuurders, geïntimeerden, die tot 1 april 2015 deel uitmaakten van het bestuur. De Stichting stelde dat de ex-bestuurders zich jarenlang ten onrechte vergoedingen hadden toegegekend en onterecht uitgaven ten laste van de Stichting hadden gebracht. De rechtbank had de vorderingen van de Stichting afgewezen, onder andere op grond van verjaring en het ontbreken van onbehoorlijk bestuur.
In hoger beroep heeft de Stichting acht grieven ingediend. Het hof heeft vastgesteld dat de vorderingen van de Stichting voor een deel zijn verjaard, maar dat de betalingen die vóór 17 november 2010 zijn gedaan, niet meer kunnen worden teruggevorderd. Het hof heeft echter geoordeeld dat de bestuursvergoedingen die vóór 16 mei 2011 zijn betaald, onverschuldigd zijn gedaan, omdat de statuten destijds geen beloning voor bestuursleden toestonden. De ex-bestuurders zijn veroordeeld tot terugbetaling van deze bedragen, evenals een deel van de onkosten die niet voldoende waren onderbouwd.
Het hof heeft de vorderingen van de Stichting deels toegewezen en de ex-bestuurders hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 1.766,47, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Het arrest is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.