ECLI:NL:HR:2012:BV6484
Hoge Raad
- Cassatie
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- C.A. Streefkerk
- M.A. Loth
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Toetsing rechtmatigheid uithuisplaatsing minderjarige kinderen in het familierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 april 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de rechtmatigheid van een uithuisplaatsing van minderjarige kinderen. De moeder, verzoekster tot cassatie, had in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Breda van 31 mei 2011 aangevochten, waarin een machtiging was verleend aan Jeugdzorg om de kinderen uit huis te plaatsen. De rechtbank had deze machtiging verleend voor een bepaalde periode, maar de moeder stelde dat zij nog steeds belang had bij de toetsing van de rechtmatigheid van deze uithuisplaatsing, ondanks het feit dat de termijn van de machtiging inmiddels was verstreken.
De Hoge Raad oordeelde dat de moeder, gelet op het recht op eerbiediging van het gezinsleven zoals gewaarborgd door artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), een rechtens relevant belang heeft om de rechtmatigheid van de uithuisplaatsing te laten toetsen. De Hoge Raad verwierp het oordeel van het gerechtshof dat de moeder geen procesbelang meer had, enkel omdat de periode waarvoor de maatregel gold, was verstreken. Dit oordeel was in strijd met de bescherming van het gezinsleven.
De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 8 september 2011 en verwees de zaak terug naar dat hof voor verdere behandeling en beslissing. Deze uitspraak benadrukt het belang van het recht van ouders om de rechtmatigheid van uithuisplaatsingen van hun kinderen te kunnen aanvechten, ook als de termijn van de maatregel inmiddels is verstreken.