In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De moeder van de kinderen, verzoekster in hoger beroep, had eerder bij de rechtbank Noord-Nederland verzocht om de beschikking van de kinderrechter te vernietigen, die de uithuisplaatsing had goedgekeurd. De moeder stelde dat er geen onmiddellijk en ernstig gevaar voor de kinderen was en dat de eerdere beschikkingen onrechtmatig waren.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden rondom de uithuisplaatsing zorgvuldig gewogen. Het hof constateerde dat er in de periode voorafgaand aan de uithuisplaatsing sprake was van een onveilige thuissituatie, met escalaties van geweld en conflicten binnen het gezin. Diverse hulpverleners hadden zorgen geuit over de situatie, en er waren meldingen van huiselijk geweld. De rechtbank had eerder de kinderen onder toezicht gesteld en machtigingen verleend voor hun uithuisplaatsing, die door het hof zijn bekrachtigd.
Het hof oordeelde dat de moeder, ondanks haar verzoek om de machtiging te vernietigen, nog steeds een rechtens relevant belang had bij een inhoudelijke toetsing van de maatregelen. De beslissing van het hof was gebaseerd op de noodzaak van de uithuisplaatsing voor de verzorging en opvoeding van de kinderen, gezien de onveilige situatie en de zorgen over hun ontwikkeling. Het hof heeft de eerdere beschikkingen van de kinderrechter bekrachtigd, waarbij de uithuisplaatsing van de kinderen werd gehandhaafd.
De uitspraak benadrukt het belang van de bescherming van minderjarigen in situaties van huiselijk geweld en de rol van de gecertificeerde instelling in het waarborgen van hun veiligheid. Het hof heeft de belangen van de kinderen vooropgesteld en de noodzaak van een veilige en stabiele omgeving voor hun ontwikkeling onderstreept.