Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
(i) primair, de beschikking waarvan beroep te vernietigen en opnieuw rechtdoende te
bepalen dat het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en het verzoek tot
verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing worden afgewezen en dat [de minderjarige1]
met ingang van de datum van de beschikking van het hof zal worden teruggeplaatst bij
de moeder, althans binnen een door het hof in goede justitie te bepalen termijn;
(ii) subsidiair, indien het hof zou oordelen dat het oordeel van de kinderrechter
betreffende de ondertoezichtstelling bekrachtigd dient te worden, de beschikking te
vernietigen voor wat betreft de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing en
dat [de minderjarige1] met ingang van de datum van de beschikking van het hof zal worden
teruggeplaatst bij de moeder, althans binnen een door het hof in goede justitie te
bepalen termijn;
(iii) meer subsidiair, indien het hof zou oordelen dat het oordeel van de kinderrechter
betreffende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing bekrachtigd dient te worden,
de beschikking te vernietigen voor wat betreft de niet-ontvankelijkheid van het
verzoek tot vervanging van BJZ als gezinsvoogdij-instelling en opnieuw rechtdoende
te bepalen dat BJZ wordt vervangen door het Leger des Heils Zutphen, althans door
NIDOS, althans door BJZ te Gelderland, althans een door het hof in goede justitie te
bepalen gezinsvoogdij-instelling;
(iv) meer subsidiair, indien het hof zou oordelen dat het oordeel van de kinderrechter
betreffende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing bekrachtigd dient te worden en
BJZ als gezinsvoogdij-instelling gehandhaafd dient te worden, de beschikking te
vernietigen voor wat betreft de toewijzing van het verzoek tot verlenging van de
uithuisplaatsing gedurende één jaar en opnieuw rechtdoende te bepalen dat het
verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing wordt beperkt tot een
duur van zes maanden en dat de moeder de gelegenheid krijgt om een contra-expertise
te verrichten waarvan de uitkomsten worden betrokken in het vervolgoordeel over de
verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, dan wel een zodanige voorziening
te treffen die het hof juist acht.
- de brief met bijlagen van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad) van 10
september 2014, ingekomen op 11 september 2014;
- de brief met bijlagen van mr. el Hannouche met bijbehorend journaalbericht van 18
september 2014, ingekomen op 19 september 2014;
- de brief met bijlagen van mr. el Hannouche met bijbehorend journaalbericht van 9
oktober 2014, ingekomen op 13 oktober 2014;
- de brief met bijlagen van mr. el Hannouche van 22 oktober 2014.
3.Feiten en achtergronden
4.De motivering van de beslissing
De ontvankelijkheid
De omvang van de rechtsstrijd
Het verzoek om een nieuw deskundigenonderzoek dan wel contra-expertise
Ten aanzien van de maatregelen
"(…) De bevindingen vanuit het diagnostisch onderzoek zoals deze bovenstaand zijn
omschreven, wijzen op kenmerken van een verstoorde ontwikkeling in de vroege
gehechtheid en tevens op trauma's naar aanleiding van meegemaakte gebeurtenissen.
De gehechtheidsproblematiek uit zich bij [de minderjarige1] in de moeite die zij heeft om haar
gedrag af te stemmen op de situatie en het omgaan met afstand-nabijheid. [de minderjarige1] kan te
vrij zijn in het contact met anderen en zeker ook met vreemden. Ze is wisselend in
het contact met anderen, zowel met kinderen als volwassenen, wat maakt dat haar
sociale bindingen niet leeftijdsconform verlopen. Opvallend is haar regressieve
gedrag op momenten waarop ze overspoeld dreigt te worden. Positief is dat [de minderjarige1]
de afgelopen drie jaar in staat is gebleken een hechtingsrelatie op te kunnen bouwen
met haar pleegouders. Kenmerken die wijzen op opgelopen traumatische ervaringen
zijn: herbelevingen van de z.g. ontvoering, die gepaard gaan met bizar gedrag en
onder meer nachtelijke dromen. Er is bij [de minderjarige1] sprake van dissociëren, waarbij ze
geheel afwezig lijkt. In haar spel/tekeningen komen flarden van herinneringen terug,
waarover ze niet wil praten omdat dit haar pijn doet. [de minderjarige1] lijkt het niet te kunnen
verdragen om over de gebeurtenissen rond de ontvoering te moeten praten. Voorts
heeft ze moeite met concentreren en kan ze prikkelbaar reageren wanneer er een
appèl op haar gedaan wordt. Er zijn geen aanwijzingen gevonden die duiden op
meegemaakt seksueel grensoverschrijdend gedrag, dat niet passend is bij haar leeftijd
(…)."
- waaronder bijvoorbeeld het onderzoek van [M] in 2009 en verschillende gebeurtenissen - genoegzaam blijken. Nu niet is te verwachten dat deze gronden zich binnen afzienbare termijn niet meer zullen voordoen, bestaat geen aanleiding de duur van de verlenging te bekorten als door de moeder verzocht.
Het verzoek tot benoeming van een andere gezinsvoogdij-instelling