ECLI:NL:HR:2012:BN3467

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/03137
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie inzake inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot waardecreatie door projectontwikkeling

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 30 juni 2009, nr. BK-07/00455, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2001. De belanghebbende, die als projectontwikkelaar optrad, had bezwaar gemaakt tegen de opgelegde aanslag, welke aanslag na bezwaar door de Inspecteur was verminderd. De Rechtbank te 's-Gravenhage verklaarde het beroep tegen deze uitspraak ongegrond. Hierop heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof, dat de uitspraak van de Rechtbank heeft bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, en de Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen heeft op 8 juli 2010 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie. Belanghebbende heeft schriftelijk op deze conclusie gereageerd. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de middelen falen en dat het oordeel van het Hof geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad oordeelt dat de waarderingen van feitelijke aard niet in cassatie kunnen worden getoetst en dat de uitspraak van het Hof niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd is.

De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren D.G. van Vliet, C.B. Bavinck, P.M.F. van Loon en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en is in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2012.

Uitspraak

24 februari 2012
nr. 09/03137
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 30 juni 2009, nr. BK-07/00455, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Aan belanghebbende is voor het jaar 2001 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd.
De Rechtbank te 's-Gravenhage (nr. AWB 05/6895 IB/PVV) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen heeft op 8 juli 2010 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.
Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De middelen falen. Het oordeel van het Hof geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kan, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, voor het overige in cassatie niet op juistheid worden getoetst. Het is ook niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd (zie de onderdelen 5.2 en 5.8 van de conclusie van de Advocaat-Generaal).
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren D.G. van Vliet, C.B. Bavinck, P.M.F. van Loon en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2012.