Feiten
1. Belanghebbende en zijn broer, de heer [broer] , (hierna tezamen: de broers) houden ieder een middellijk belang van 50% in [B.V. 1] Deze vennootschap houdt diverse deelnemingen met verschillende activiteiten. Daarnaast zijn de broers ieder voor 50% gerechtigd in [maatschap] (de maatschap). De activiteiten van deze maatschap bestaan uit het verhuren van panden. De maatschap verhuurt diverse bedrijfspanden aan verbonden vennootschappen en aan derden (onder meer aan [B.V. 2] ) en woonruimte aan Poolse uitzendkrachten.
Feiten met betrekking tot het perceel te [plaatsnaam]
2. Vanaf [datum] is het perceel [adresgegevens] (het perceel) eigendom van [B.V. 1] Het perceel is op 26 januari 2016 getaxeerd op een waarde € 2.359.980. Op [datum] hebben de broers ieder de onverdeelde helft van het perceel gekocht voor een koopprijs van € 2.359.980. De broers waren voornemens om op dit perceel een bedrijfspand te laten bouwen. Dit perceel, bestaande uit bouwrijpe grond met nutsvoorzieningen, had als bestemming bedrijventerrein.
3. Ten behoeve van een financieringsbeslissing is in opdracht van de [bank] en de maatschap naar waardepeildatum 3 juli 2017 de nog te bouwen bedrijfshal als onderdeel van het gehele bedrijvencomplex aan de [adresgegevens] nogmaals getaxeerd. In dit taxatierapport wordt de waarde van het gehele terrein met opstallen in verhuurde staat voorafgaand aan de uitbreiding en nieuwbouw getaxeerd op € 12.900.000 en na uitbreiding, nieuwbouw en verhuur op € 17.400.000.
4. Op enig moment heeft de maatschap aan [naam bedrijf 1] ( [bedrijf 1] ) en [bedrijf 2] opdracht gegeven haar bij te staan bij de aankoop, uitbreiding, nieuwbouw en/of verhuur van (onder meer) het perceel.
5. In een e-mail van een medewerker van [bedrijf 1] van 19 februari 2016 aan de gemeente [gemeente] (de gemeente) staat onder andere het volgende:
“Ps. [de broers] hebben mij verzocht om de ca. 5000m2 te bebouwen m2 welke tov onze opzet nog resteren wel als toekomstige bouwvolume nog te mogen inzetten op hun eigen terrein.
Dus in zijn algemeenheid gesteld:
-de aangegeven m2 (zijnde 45000 m2 bedrijfsgebouwen) zullen geheel worden ingevuld op het terrein van [de broers] .”
6. In een e-mail van 1 maart 2016 van [bedrijf 1] aan de gemeente staat het volgende:
“Namens [broer 1] en [broer 2] [Rb - de broers] heb ik een vraag tav het bedrijventerrein " [naam bedrijventerrein] "
Het betreft de mogelijkheid op de " [locatie] " een zelfstandig kantoor voor meerdere partijen te mogen realiseren.
Op dit moment is dit niet toegestaan, maar dmv een afwijkingsprocedure wel te regelen lijkt mij. Dit uiteraard onder goedkeuring en met medewerking van de gemeente [gemeente] (en de provinicie [provincie] )
[de broers] zijn benaderd door meerdere lokale partijen of iets dergelijks mogelijk is.”
7. In een e-mail van 3 november 2016 van [bedrijf 1] aan [B.V. 1] staat het volgende:
“Dit heeft [broer 2] [Rb - belanghebbende] vanmiddag nodig:
[naam bedrijventerrein] bebouwingspercentages
Ik weet niet of de beide paarse vlakken met een bebouwingspercentage
van 80% apart of als geheel worden gezien.
Ik heb ze er beide opgezet, en in beide gevallen voldoen we nog.
Tussen de gebouwindicatie van H en I( en D) kan meer worden gebouwd,
hou hierbij wel rekening met de groene lobben en eventuele brandgangen.”
8. In een vervolge-mail van die dag staat het volgende:
“Nog een keer de tekening,
Iets aangepast
met aanvulling en antwoord op de specifieke vraag van [broer 2] ”
9. Op 15 juni 2017 heeft [persoon D] van [bedrijf 2] per e-mail aan belanghebbende de overeenkomst van opdracht bevestigd, inhoudende dat de nieuw te bouwen bedrijfsruimten zouden worden verhuurd aan [B.V. 2] die op dat moment al huurder was van (diverse) bestaande panden op het perceel. Uit de e-mail volgt dat het de bedoeling was dat [B.V. 2] een optie voor de huur van de nieuwe panden zou krijgen en dat de bestaande huurovereenkomst zou worden aangevuld met een allongé waarbij de huurperiode voor het geheel zou worden verlengd.
10. Op 13 juli 2017 heeft [persoon E] van [B.V. 2] aan de broers bevestigd dat de grond is gereserveerd voor [B.V. 2] Hij schrijft het volgende:
“ [B.V. 2] wil hier een DC/opslag/etc etc/kantoor laten bouwen. [B.V. 2] zal tussen september en december 2017 met een plan van aanpak komen welke we zullen bespreken, het doel is dat deze locatie voor de zomer 2019 gereed is.”
11. Per e-mail van 8 november 2017 heeft [bedrijf 1] de broers geïnformeerd over een voorstel ‘in te dienen voor welstand’.
12. In 2018 en 2019 hebben [bedrijf 1] en [B.V. 2] per e-mail over de bestemmingsplanregels en de ontwerptekeningen gecorrespondeerd.
13. Op 6 maart 2020 heeft [bedrijf 1] namens de maatschap de [omgevingsdienst] verzocht om vooroverleg voor de toets van het bestemmingsplan en de welstand ingediend voor de nieuw te bouwen bedrijfspanden op het perceel voor [B.V. 2] Op 30 maart 2020 heeft [bedrijf 1] antwoorden verstrekt op vragen van de [omgevingsdienst] .
14. Op 28 april, 6 mei, 9 juni en 19 juni 2020 heeft [bedrijf 1] onder andere [B.V. 2] geïnformeerd over een afspraak met de welstandscommissie en de voortgang van het overleg.
15. Op 1 september 2020 heeft de maatschap een huurovereenkomst met [B.V. 2] gesloten met ingangsdatum 1 januari 2019 waarin is overeengekomen dat [B.V. 2] een optie heeft voor de huur van de nog te bouwen onroerende zaak op het perceel. Daarin staat onder andere het volgende:
“Art. 11.3 luidt als volgt: De huurprijs wordt vastgesteld op basis van de door verhuurder te financieren stichtingskosten. De huurprijs bedraagt 8,5% van de door de verhuurder te financieren stichtingskosten (exclusief de kosten van de grond). De stichtingskosten te financieren door de verhuurder bedragen maximaal € 14.000.000 vermeerderd met de BTW daarover. Alles daarboven komt voor rekening van de huurder. In art. 11.5 is vastgelegd dat huurovereenkomst met 10 jaar wordt verlengd vanaf de datum van oplevering van de onroerende zaak.”
16. Op 29 januari 2021 heeft [bedrijf 1] [B.V. 2] geïnformeerd over aangepaste tekeningen. De overige betrokkenen, waaronder de broers, staan in de CC.
17. Op 8 december 2021 heeft een medewerker van de [omgevingsdienst] de maatschap informatie gestuurd over de verleende omgevingsvergunning.
Feiten met betrekking tot het resultaat uit aanmerkelijk belang
18. De broers hielden tot [datum] samen met hun minderjarige kinderen – via een [STAK] (STAK)- minderheidsbelangen in [B.V. 3] Deze vennootschap houdt diverse deelnemingen waaronder [B.V. 2] en houdt zich bezig met de productie van sappen en smoothies.
19. Voorafgaande aan een overdracht van een deel van deze certificaten aan drie managers van [B.V. 2] hebben [B.V. 2] en de Belastingdienst op 2 juni 2015 telefonisch een akkoord bereikt over de waarde in het economisch verkeer van de over te dragen certificaten, waarbij geen sprake zou zijn van loon in natura. Bij brief van 17 augustus 2015 heeft de Belastingdienst een waarde van € 185.600 bevestigd voor 2% van de certificaten, waarbij expliciet het voorbehoud is opgenomen dat de standpuntbepaling inzake de waarde in het economisch verkeer van de certificaten vervalt in geval van een eventuele verkoop van [B.V. 3] (of dochtervennootschappen) in 2015 of 2016.
20. Op [datum] zijn de statuten van [B.V. 3] gewijzigd, waarbij twee aandelen waarvan de broers de certificaten hielden, zijn omgezet in cumulatief preferent aandelen A en B. Door deze statutenwijziging hebben belanghebbende, die op dat moment nog 1,78% van alle certificaten hield, en zijn broer die op dat moment 3,17% van alle certificaten hield, een aanmerkelijk belang verkregen in de aandelen A en B van [B.V. 3]
21. Eveneens op [datum] hebben de broers samen met certificaathouders [B.V. 4] en [B.V. 5] certificaten van aandelen in [B.V. 3] geleverd aan de drie managers van [B.V. 2] De overdrachtsprijs van de certificaten van belanghebbende is gesteld op drie maal € 30.933 zijnde € 92.977. In de overdrachtsakte is nog het volgende opgenomen:
“Artikel 3
De baten en lasten van de Certificaten, alsmede het aan de Certificaten verbonden risico, zijn vanaf één januari tweeduizend vijftien voor rekening van Koper, met uitzondering van eventuele -ingevolge de toepassing zijnde en in artikel 5 vermelde administratievoorwaarden – aan Verkoper betaalde (interim)dividenden op de certificaten van aandelen over het boekjaar tweeduizend vijftien.”
22. Op [datum] zijn de statuten van de STAK aangepast om zelfstandige verkoop en levering van de aandelen mogelijk te maken, waarbij is bepaald dat de certificaten na levering komen te vervallen.
23. Op [datum] zijn door de STAK de aandelen in [B.V. 3] overgedragen aan een nieuw opgerichte houdstervennootschap [B.V. 6] In artikel 6.4 van de koopovereenkomst van de aandelen d.d. [datum] is opgenomen dat ieder van [B.V. 4] , [B.V. 5] en de broers de koper zal vrijwaren en schadeloosstellen tegen alle schade, vorderingen, betalingen, geldboeten en kosten die verband houden met of voortvloeien uit alle belastingen terzake van de groepsmaatschappijen met betrekking tot de periode tot de closingdatum ( [datum] ) voor zover die belastingen verband houden met het door de managers in [B.V. 3] gehouden belang. Hierin wordt mede expliciet de (eventuele) loonbelastingschuld in verband met de managementparticipatie vermeld. Daarbij wordt afgesproken dat de broers gezamenlijk voor een derde van de schuld jegens de koper aansprakelijk zijn. Artikel 8 van de overeenkomst is op voornoemde vrijwaring niet van toepassing verklaard met uitzondering van de artikelen 8.6 en 8.15. In artikel 8.13 is bepaald dat iedere betaling aan de koper wegens een schending of vordering op grond van de vrijwaringen wordt aangemerkt als een terugbetaling op de closing koopprijs en de closing koopprijs zal worden geacht te zijn verlaagd met het bedrag van deze betaling.
24. Per brief van 30 augustus 2016 heeft de Belastingdienst aan [B.V. 2] aangekondigd voornemens te zijn om voor de verkrijging van certificaten door de managers een correctieverplichting aan haar op te leggen voor de aangifte loonheffingen over het tijdvak september 2015.
25. In een vaststellingsovereenkomst tussen de [B.V. 2] en de Belastingdienst van 22 mei 2017 is overeengekomen dat de waarde in het economische verkeer van de door de managers verkregen certificaten gesteld wordt op € 556.000 (op [datum] ). Het op [datum] gezamenlijk door de managers in aanmerking te nemen loon bedraagt € 1.111.200. In de overeenkomst is tevens vermeld dat [B.V. 2] in 2016 heeft besloten om de loonheffing niet op de managers te verhalen waardoor het daardoor verkregen voordeel ook op [B.V. 2] wordt verhaald. De te verhalen loonheffingen bedragen aldus € 577.824 (voor belastingjaar 2015) en € 625.976 (voor belastingjaar 2016). De uiteindelijke naheffingsaanslag loonheffingen bedraagt € 1.203.800 (€ 577.824 + € 625.976), vermeerderd met € 45.984 belastingrente.
26. Deze belastingschade is door [B.V. 6] verhaald op [B.V. 4] , [B.V. 5] en de broers. De totale belastingschade na vennootschapsbelasting is begroot op € 1.011.200
.De broers hebben via hun maatschap een bedrag van € 675.884 betaald.
Feiten met betrekking tot de aanslag
27. In de aangifte IB/PVV 2016 heeft belanghebbende ter zake van de verkoop van de certificaten een verlies uit aanmerkelijk belang verantwoord ter grootte van € 5.897. Hierbij heeft hij de verkrijgingsprijs van het aanmerkelijk belang gesteld op € 864.967 en de overdrachtsprijs op € 859.070.
28. Op 8 oktober 2018 heeft belanghebbende de aangifte IB/PVV 2017 ingediend. Het aangegeven verzamelinkomen bedraagt € 7.333 negatief en bestaat uit een inkomen uit werk en woning (box 1) van € 219.303, een inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2) van € 337.942 negatief, zijnde de helft van € 675.884, en een inkomen uit sparen en beleggen van € 111.306.
29. Bij het opleggen van de definitieve aanslag IB/PVV 2017 van 30 maart 2021 heeft de inspecteur onder andere het verlies uit ter beschikking gesteld vermogen en het verlies uit aanmerkelijk belang (gedeeltelijk) niet geaccepteerd en het perceel tot de box 3 bezittingen gerekend. Het verzamelinkomen is vastgesteld op € 274.802 en bestaat uit een inkomen uit werk en woning (box 1) van € 259.898, een inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2) van € 158.733 negatief en een inkomen uit sparen en beleggen van € 173.637.
30. Op 21 mei 2021 hebben de inspecteur en belanghebbende een vaststellingsovereenkomst gesloten waarbij is afgesproken dat het geschil over de hoogte van de verkrijgingsprijs van het aanmerkelijk belang bij het vaststellen van de aanslag IB/PVV 2017 in plaats van bij de aanslag IB/PVV 2016 in aanmerking wordt genomen.
31. In de uitspraak op bezwaar met dagtekening 31 januari 2021 is het bezwaar gegrond verklaard. Het verzamelinkomen is vastgesteld op € 426.385 en bestaat uit een inkomen uit werk en woning (box 1) van € 252.748, een inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2) van nihil en een inkomen uit sparen en beleggen van € 173.637.