ECLI:NL:HR:2011:BU8280

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/03915 t/m 11/03918, 11/03920 en 11/03983
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van verzoeken tot wraking van raadsheren in belastingzaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 december 2011 uitspraak gedaan over verzoeken tot wraking van raadsheren in belastingzaken. De verzoeker had eerder verzoeken tot herziening ingediend van vijf arresten die op 12 augustus 2011 door de Hoge Raad waren gewezen. Deze verzoeken waren ingeschreven onder de nummers 11/03915 tot en met 11/03918 en 11/03920. De verzoeker verzocht om wraking van de raadsheren C. Schaap, A.H.T. Heisterkamp en R.J. Koopman, die de arresten hadden gewezen. De wrakingsverzoeken werden behandeld door de Vierde kamer van de Hoge Raad, waarbij de Advocaat-generaal R.L.H. IJzerman aanwezig was.

Tijdens de mondelinge behandeling op 16 november 2011 heeft de verzoeker zijn wrakingsverzoeken toegelicht, maar de betrokken raadsheren waren niet verschenen. De Advocaat-generaal concludeerde ter zitting tot afwijzing van de verzoeken. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van de ingediende stukken en heeft de verzoeken beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving, waaronder artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 29 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

De Hoge Raad oordeelde dat de verzoeker geen feiten of omstandigheden had aangedragen die erop wezen dat de onpartijdigheid van de raadsheren in het geding was. De omstandigheid dat de raadsheren eerder een uitspraak hadden gedaan die de verzoeker niet beviel, was op zichzelf niet voldoende om te concluderen dat hun onpartijdigheid in het geding was. Daarom werden de verzoeken tot wraking afgewezen.

Uitspraak

Nr. 11/03915 t/m 11/03918, 11/03920 en 11/03983
16 december 2011
Hoge Raad der Nederlanden
Beslissing
van de Vierde kamer van de Hoge Raad der Nederlanden naar aanleiding van de verzoeken om wraking van de hierna te noemen raadsheren in de Hoge Raad, ingediend door X te Z, verder te noemen verzoeker.
1. De procedure
1.1Verzoeker heeft verzoeken tot herziening ingediend van een vijftal door de Hoge Raad op 12 augustus 2011 gewezen arresten. De verzoeken voornoemd zijn bij de Derde kamer van de Hoge Raad ingeschreven onder de nummers 11/03915 tot en met 11/03918 en 11/03920. Bij brieven van 20 oktober 2011 is aan verzoeker meegedeeld dat op 28 oktober 2011 de beslissingen in die zaken in het openbaar zullen worden uitgesproken. Tevens is daarin meegedeeld dat de arresten zullen worden gewezen door de leden C. Schaap, A.H.T. Heisterkamp en R.J. Koopman.
1.2 Bij op 21 oktober 2011 ter griffie van de Hoge Raad ingekomen verzoekschrift heeft verzoeker de wraking verzocht van de hiervoor in 1.1 vermelde leden.
1.3 Verzoeker heeft voorts beroep in cassatie ingesteld in de zaak die bij de Hoge Raad is ingeschreven onder het nummer 11/03983. Bij brief van 20 oktober 2011 is aan verzoeker meegedeeld dat op 28 oktober 2011 de beslissing in die zaak in het openbaar zal worden uitgesproken. Tevens is daarin meegedeeld dat het arrest zal worden gewezen door de leden C. Schaap, A.H.T. Heisterkamp en M.W.C. Feteris.
1.4 Bij op 27 oktober 2011 ter griffie van de Hoge Raad ingekomen verzoekschrift heeft verzoeker de wraking verzocht van C. Schaap en A.H.T. Heisterkamp, leden van de Hoge Raad.
1.5 De mondelinge behandeling van de verzoeken om wraking heeft op 16 november 2011 plaatsgevonden door de in zijn Reglement van Inwendige Dienst daartoe aangewezen Vierde kamer van de Hoge Raad, in aanwezigheid van de Advocaat-generaal R.L.H. IJzerman.
Verzoeker is verschenen en heeft de wrakingsverzoeken mondeling toegelicht.
De raadsheren Schaap, Heisterkamp en Koopman zijn niet verschenen, nadat zij te kennen hadden gegeven niet te berusten in de verzoeken en niet te willen worden gehoord.
De Advocaat-Generaal heeft dadelijk op de zitting van 16 november 2011 mondeling geconcludeerd tot afwijzing van de verzoeken.
De Hoge Raad heeft voorts kennisgenomen van de stukken die na de mondelinge behandeling door de verzoeker zijn ingediend.
2. Beoordeling van de wrakingsverzoeken
2.1 Ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan elk van de rechters die een zaak behandelt, door een partij worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Ingevolge artikel 29 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op de behandeling van het beroep in cassatie in belastingzaken.
2.2 Uit de wetssystematiek vloeit voort dat artikel 8:15 van de Awb eveneens geldt voor de behandeling van verzoeken tot herziening als bedoeld in artikel 8:88 van die wet (Kamerstukken II 1992/93, 22 690, nr. 9).
2.3 Verzoeker voert, naar hij desgevraagd ter zitting heeft bevestigd, in wezen als grond voor wraking aan dat de hiervoor onder 1.1 en 1.4 genoemde raadsheren in de vijf arresten waarvan verzoeker herziening vraagt, de cassatieberoepen hebben verworpen, terwijl verzoeker meent dat die gegrond waren. De omstandigheid dat een rechter eerder een uitspraak heeft gedaan waarmee degeen die zijn wraking verzoekt het niet eens is, is echter niet een omstandigheid die erop wijst dat de rechterlijke onpartijdigheid van die rechter schade zou kunnen lijden. Daar de verzoeken ook overigens geen feiten of omstandigheden behelzen die erop wijzen dat de rechterlijke onpartijdigheid van de genoemde raadsheren schade zou kunnen lijden, zullen de verzoeken ongegrond worden verklaard.
3. Beslissing
De Hoge Raad wijst de verzoeken tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door de president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren J.C. van Oven en J. de Hullu, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 16 december 2011.