Op 26 september 2014 heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een beslissing genomen op het verzoek tot wraking van de raadsheren mr. A.J. Kromhout en mr. A.J.H. van Suilen, ingediend door ir. [X] [Z]. Dit verzoek volgde op een hoger beroep in meerdere belastingzaken, genummerd 14/00066 tot en met 14/00069. De verzoeker was uitgenodigd om de zitting op 1 oktober 2014 bij te wonen, maar diende op 11 september 2014 een wrakingsverzoek in, omdat de genoemde raadsheren eerder beslissingen hadden genomen in zaken die voor hem van belang waren. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek vond plaats op 23 september 2014, maar zowel de verzoeker als de raadsheren zijn niet verschenen. De wrakingskamer heeft vervolgens de verzoeken beoordeeld aan de hand van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht, dat stelt dat een rechter gewraakt kan worden op basis van feiten die de onpartijdigheid in gevaar kunnen brengen.
De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. De verzoeker stelde dat de raadsheren betrokken waren bij eerdere uitspraken die hem niet gunstig waren, maar de wrakingskamer oordeelde dat dit op zichzelf niet voldoende was om te concluderen dat de onpartijdigheid van de raadsheren in het geding was. De wrakingskamer verklaarde de verzoeken ongegrond en wees deze af, met de opmerking dat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstaat.