ECLI:NL:GHARL:2020:9564

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 november 2020
Publicatiedatum
18 november 2020
Zaaknummer
19/01429 t/m 19/01434 (wraking)
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen raadsheren in belastingzaken

In deze zaak heeft verzoeker, die in hoger beroep was in belastingzaken, op 22 oktober 2020 een wrakingsverzoek ingediend tegen de raadsheren mr. A. van Dongen en mr. J.A. Monsma. Dit verzoek was gebaseerd op de stelling dat deze raadsheren eerder in vergelijkbare zaken beslissingen hadden genomen die niet in het voordeel van verzoeker waren. De wrakingskamer heeft op 17 november 2020 de zaak behandeld en geconcludeerd dat de omstandigheid dat een rechter eerder een uitspraak heeft gedaan, niet voldoende is om te concluderen dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding is. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat verzoeker geen feiten of omstandigheden heeft aangedragen die de vrees voor partijdigheid van de raadsheren objectief gerechtvaardigd maken. Daarom is het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Wrakingskamer
Locatie Arnhem
Wrakingsnummer 200.284.732/01
Datum beslissing: 17 november 2020
Beslissing van de wrakingskamer
op het verzoek tot wraking, gedaan door
[verzoeker]te
[A](hierna: verzoeker)
1.
De procedure
1.1. Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld in de zaken die bij het Hof zijn ingeschreven onder de nummers 19/01429 tot en met 19/01434.
1.2. Verzoeker en de heffingsambtenaar zijn bij brief van de griffier van het Hof van 23 september 2020 uitgenodigd het onderzoek ter zitting van voormelde zaken op dinsdag 3 november 2020 bij te wonen.
1.3. Bij een op 22 oktober 2020 ter griffie van het Hof ingekomen verzoekschrift heeft verzoeker voor de zitting van 3 november 2020 de wraking verzocht van mr. A. van Dongen en mr. J.A. Monsma.
1.4. De raadsheren mr. Van Dongen en mr. Monsma hebben te kennen hebben gegeven niet in het verzoek te berusten en niet te willen worden gehoord.
1.5. De griffier van het Hof heeft verzoeker bij aangetekend verzonden brief van 23 oktober 2020, gericht aan het adres [a-straat] O.Z. 40-41, [A] , uitgenodigd om te worden gehoord op 10 november 2020 om 10:00 uur te Arnhem.
1.6. Belanghebbende heeft op 26 oktober 2020 telefonisch aan de griffier van het Hof meegedeeld niet naar de zitting te komen omdat hij niets aan zijn verzoek heeft toe te voegen.

2.Beoordeling van het verzoek tot wraking

2.1.
Ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht kan elk van de rechters die een zaak behandelen, door een partij worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de raadsheer staat voorop dat een raadsheer uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de raadsheer jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
2.3.
Verzoeker doet zijn verzoek tot wraking van de behandelend raadsheren mr. Van Dongen en mr. Monsma steunen op de grond dat zij deel hebben uitgemaakt van de meervoudige belastingkamers die hem in eerdere procedures, waarin – zoals belanghebbende het zelf formuleert – hetzelfde elementaire kerngeschilpunt aan de orde was als in de onderhavige zaken, in het ongelijk hebben gesteld.
2.4.
De omstandigheid dat een rechter eerder een uitspraak heeft gedaan waarmee degene die zijn wraking verzoekt het niet eens is, is niet een omstandigheid die erop wijst dat de rechterlijke onpartijdigheid van die rechter schade zou kunnen lijden (vgl. HR 16 december 2011, nrs. 11/03915 e.v., ECLI:NL:HR:2011:BU8280).
2.5.
Daar verzoeker overigens geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die erop wijzen dat de rechterlijke onpartijdigheid van de genoemde raadsheren schade zou kunnen lijden, zal het verzoek ongegrond worden verklaard.

3.Beslissing

De wrakingskamer wijst het verzoek tot wraking van de raadsheren mr. A. van Dongen en mr. J.A. Monsma af.
Aldus gedaan te Arnhem door mr. B.F.A. van Huijgevoort, voorzitter, mr. F.A.M. Bakker en mr. H. Wammes, in tegenwoordigheid van mr. E.D. Postema als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 november 2020
(E.D. Postema)
(B.F.A. van Huijgevoort)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 19 november 2020
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open (artikel 8:18, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht).