In deze zaak heeft verzoeker, een belanghebbende in een belastingkwestie, op 29 november 2017 een wrakingsverzoek ingediend tegen de raadsheren van het team belastingrecht van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. Subsidiair heeft hij specifiek de raadsheren mrs. T.A. Gladpootjes, M. Harthoorn en L.B.M. Klein Tank gewraakt. Verzoeker stelde dat de raadsheren vooringenomen waren, omdat zij eerder betrokken waren bij procedures die betrekking hadden op zijn belastingaanslagen voor de jaren 2004 tot en met 2007. Hij meende dat de raadsheren opzettelijk de inhoud van een vaststellingsovereenkomst verkeerd hadden geïnterpreteerd en dat dit een aanwijzing was voor hun vooringenomenheid.
De wrakingskamer heeft het verzoek behandeld op 9 januari 2018, waarbij verzoeker en de betrokken raadsheren aanwezig waren. De raadsheren hebben aangegeven niet in de wraking te berusten. Mr. Gladpootjes heeft in zijn schriftelijke reactie betoogd dat het wrakingsverzoek niet tijdig was ingediend, aangezien verzoeker al eerder op de hoogte was van de feiten en omstandigheden die aan het verzoek ten grondslag lagen. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat verzoeker meer dan zeven weken voor de zitting was uitgenodigd en dat hij op dat moment ook op de hoogte was van de namen van de raadsheren.
De wrakingskamer oordeelde dat verzoeker niet had voldaan aan de eis van artikel 8:16, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht, dat een wrakingsverzoek moet worden ingediend zodra de feiten en omstandigheden bekend zijn. Daarom werd verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn wrakingsverzoek. De wrakingskamer benadrukte dat de omstandigheid dat een rechter eerder een uitspraak heeft gedaan die niet in het voordeel van de verzoeker was, op zichzelf niet voldoende is om te concluderen dat de rechter niet onpartijdig is. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 23 januari 2018.