In deze zaak heeft verzoeker, [X] [Z], een wrakingsverzoek ingediend tegen de raadsheren mr. J.W. van Knobelsdorff en mr. P. van der Wal, die betrokken waren bij een eerdere uitspraak over de WOZ-waarde van zijn woning. Verzoeker was het niet eens met deze eerdere uitspraak en stelde dat de betrokken raadsheren daardoor niet onpartijdig konden oordelen in de huidige procedure. De wrakingskamer heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht en het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. De wrakingskamer oordeelde dat de omstandigheid dat een rechter eerder een uitspraak heeft gedaan, op zich geen grond voor wraking is. De wetgever heeft niet bedoeld dat eerdere uitspraken van rechters automatisch leiden tot een vermoeden van partijdigheid. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker geen feiten of omstandigheden heeft aangedragen die erop wijzen dat de onpartijdigheid van de raadsheren in het geding zou zijn. Daarom werd het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en afgewezen.