Uitspraak
1.Voorgeschiedenis en het procesverloop
- medeplegen van voorbereiding van moord, meermalen gepleegd;
- voortgezette handeling van het medeplegen van voorbereiding van moord en het medeplegen van moord, meermalen gepleegd;
- medeplegen van poging tot moord, meermalen gepleegd;
- medeplegen van moord, meermalen gepleegd;
- als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
- medeplegen van voorbereiding van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
- een schriftuur van de verdediging gericht aan de voorzitter van het hof van 13 december 2024;
- een pleitnota van de verdediging ten behoeve van de zitting op 16 december 2024;
- een proces-verbaal ter terechtzitting van het hof op 16 december 2024;
- een proces-verbaal ter terechtzitting van het hof op 9 januari 2025;
- een pleitnota van de verdediging inhoudende een wrakingsverzoek van 9 januari 2025;
- een schriftelijke reactie van de gewraakte raadsheren aangaande het wrakingsverzoek van 9 januari 2025;
- een e-mailbericht van de veiligheidscoördinator van 9 januari 2025 omtrent de fysieke aanwezigheid van verzoeker op de wrakingszitting van 10 januari 2025;
- een e-mailbericht van de coördinator van de wrakingskamer gericht aan de verdediging van 9 januari 2025;
- een e-mailbericht van de verdediging gericht aan de coördinator van de wrakingskamer inhoudende een aanhoudingsverzoek van 9 januari 2025;
- een e-mailbericht van de verdediging gericht aan de coördinator van de wrakingskamer inhoudende een aanvulling op het aanhoudingsverzoek van 9 januari 2025.
2.Het wrakingsverzoek
- de advocaten-generaal,
- de verdediging.
3.Het standpunt van verzoeker
De verdachte [verdachte (verzoeker)] staat in hoger beroep terecht voor veertien hem ten laste gelegde strafbare feiten, te weten betrokkenheid bij vijf moorden, meerdere voorbereidingen van dan wel pogingen tot moord, het voorbereiden van het teweegbrengen van een ontploffing en het leidinggeven aan een criminele organisatie. Het hof stelt vast dat dit delicten zijn die tot het commune strafrecht behoren, de berechting waarvan is opgedragen aan de reguliere strafrechter, waarvoor op zichzelf geen specialistische kennis is vereist.’
Waar het gaat om de aard en de complexiteit van de zaak tegen de verdachte staat buiten twijfel dat het dossier volumineus is.’ Hetgeen deze verdediging uiteraard onderschrijft. Maar vervolgens stelt het gewraakte hof zich op het standpunt dat het dossier weliswaar omvangrijk is maar inhoudelijk voorshands niet bovenmatig gecompliceerd, ook niet in de betekenis van de toegankelijkheid daarvan. Door deze uitspraak dat de inhoud van het dossier niet bovenmatig gecompliceerd is heeft het hof de schijn van vooringenomenheid gewekt nu dit iets zou kunnen zeggen over hoe het hof tegen de bewijsvoering in deze zaak aankijkt. Zoals u zojuist is voorgehouden, heeft het hof gisteren schriftelijk vastgesteld dat de aard en complexiteit van de zaak tegen cliënt volumineus is stelt het hof tevens dat het dossier weliswaar omvangrijk maar inhoudelijk voorshands niet bovenmatig gecompliceerd is. Hiermee maakt het hof de motivering innerlijk tegenstrijdig, onbegrijpelijk en wekt het hof de schijn van vooringenomenheid. Met deze overweging wekt het hof voorts de schijn dat het voor het hof niet van belang is wat de verdediging nog zal gaan aanvoeren t.a.v. (rechtmatigheids)verweren.
Het hof onderstreept op deze plaats dat van de rechtsgeleerde verdediging redelijkerwijs kan en mag worden verwacht dat zij, in tijd bezien, de voorbereiding van de verdediging afstemt op wat de stand van het geding voor de behandeling daarvan meebrengt en aldus zaaksinhoudelijk accenten legt.’
Voorts mengt het hof zich op deze wijze teveel in de wijze waarop de verdediging
De schijn der partijdigheid schuilt nu hierin dat de uitspraak van gisteren er blijk van geeft - niet alleen in de argumentatie maar ook in de beslissing zelf - dat het hof (a) niet meer alleen een beslissing neemt c.q. lijkt te nemen over onder meer op het EVRM gebaseerde verdedigingsrechten maar (b) ook optreedt als voortrekker van een belang dat het hof zelf heeft bij het vasthouden aan de eerdere door hemzelf opgestelde agenda.
Er zij onderscheid te maken tussen (a) hoe de rechter in het algemeen een lijn trekt
4.Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het standpunt van de raadsheren
6.De beoordeling van het verzoek
schieronmogelijk is’ [1] houdt (zelfs) de verdediging het niet voor onmogelijk binnen het door het hof geplande tijdpad effectieve en kwalitatieve rechtsbijstand te verlenen. Het is de wrakingskamer niet gebleken dat de bewoordingen van de motivering bij het kiezen voor het door het hof voorgestelde tijdpad, in een megazaak met zoveel medeverdachten als hier aan de orde, dusdanig zijn dat het hof daarmee aangeeft dat het enkel en alleen kiest voor ‘de voor zichzelf bemeten workload’ of voor ‘(het veiligstellen van) de eigen agenda’ [2] en daarmee blijk geeft van partijdigheid ten opzichte van verzoeker. Dat het hof daarmee ‘stakeholder’ is geworden en de schijn van partijdigheid heeft gewekt, de ‘schijn van het partij kiezen voor zichzelf’ [3] is een misvatting; het hof dient een onpartijdige beslissing te geven in een rechtszaak tussen twee partijen, het Openbaar Ministerie en de verdachte, en is daarbij zelf geen partij.