In deze zaak heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 oktober 2015 een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door ir. [X] [Z]. De verzoeker had hoger beroep ingesteld in belastingzaken die bij het Hof waren ingeschreven onder de nummers 14/00208 en 15/00210 tot en met 15/00212. De verzoeker was uitgenodigd om de zitting op 5 november 2015 bij te wonen, maar diende op 21 september 2015 een verzoekschrift in tot wraking van raadsheer mr. A.J.H. van Suilen, die deel uitmaakte van de meervoudige belastingkamer. De raadsheer gaf aan niet te berusten in het verzoek en had geen behoefte om te worden gehoord. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek vond plaats op 16 oktober 2015, maar de verzoeker verscheen niet.
De wrakingskamer beoordeelde het verzoek op basis van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht, dat stelt dat een rechter gewraakt kan worden op grond van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De kamer benadrukte dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De verzoeker stelde dat mr. Van Suilen eerder betrokken was bij procedures waarin hij in het ongelijk was gesteld, maar de kamer oordeelde dat dit op zichzelf geen aanwijzing is voor partijdigheid. Bovendien had de verzoeker geen andere feiten of omstandigheden aangevoerd die de onpartijdigheid van de raadsheer in twijfel trokken.
Het Hof concludeerde dat de verzoeker misbruik maakte van zijn bevoegdheid om wrakingsverzoeken in te dienen, aangezien eerdere verzoeken op vergelijkbare gronden ook al waren afgewezen. Daarom werd bepaald dat een volgend verzoek tot wraking met betrekking tot de genoemde zaken niet in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.