ECLI:NL:HR:2011:BT1851
Hoge Raad
- Cassatie
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- W.A.M. van Schendel
- C.A. Streefkerk
- W.D.H. Asser
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Cassatie over ontslag op staande voet en schadevergoeding
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 oktober 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door Alanheri N.V. tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een ontslag op staande voet en een schadevergoedingsvordering, waarbij de relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek, namelijk art. 7:677 BW en art. 7:661 BW, aan de orde zijn. De feiten van de zaak zijn als volgt: Alanheri N.V. had een werknemer op staande voet ontslagen, waarna de werknemer een schadevergoeding eiste. De kantonrechter te Venlo had in eerdere vonnissen in de zaak, gedateerd op 4 maart, 1 juli en 5 augustus 2009, al een oordeel geveld. Het gerechtshof bevestigde het oordeel van de kantonrechter in zijn arrest van 20 juli 2010, waartegen Alanheri cassatie heeft ingesteld.
De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak geoordeeld dat de klachten die in de cassatieprocedure zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad het beroep van Alanheri heeft verworpen. Daarnaast is Alanheri veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 361,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris van de advocaat van de verweerder.
De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door raadsheer F.B. Bakels, en de zaak is behandeld door een collegiaal gezelschap van rechters, onder leiding van vice-president E.J. Numann. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de rechtspraktijk, vooral met betrekking tot de voorwaarden voor ontslag op staande voet en de mogelijkheid tot schadevergoeding in dergelijke gevallen.