ECLI:NL:HR:2011:BT1851

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/05429
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over ontslag op staande voet en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 oktober 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door Alanheri N.V. tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een ontslag op staande voet en een schadevergoedingsvordering, waarbij de relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek, namelijk art. 7:677 BW en art. 7:661 BW, aan de orde zijn. De feiten van de zaak zijn als volgt: Alanheri N.V. had een werknemer op staande voet ontslagen, waarna de werknemer een schadevergoeding eiste. De kantonrechter te Venlo had in eerdere vonnissen in de zaak, gedateerd op 4 maart, 1 juli en 5 augustus 2009, al een oordeel geveld. Het gerechtshof bevestigde het oordeel van de kantonrechter in zijn arrest van 20 juli 2010, waartegen Alanheri cassatie heeft ingesteld.

De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak geoordeeld dat de klachten die in de cassatieprocedure zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad het beroep van Alanheri heeft verworpen. Daarnaast is Alanheri veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 361,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris van de advocaat van de verweerder.

De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door raadsheer F.B. Bakels, en de zaak is behandeld door een collegiaal gezelschap van rechters, onder leiding van vice-president E.J. Numann. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de rechtspraktijk, vooral met betrekking tot de voorwaarden voor ontslag op staande voet en de mogelijkheid tot schadevergoeding in dergelijke gevallen.

Uitspraak

14 oktober 2011
Eerste Kamer
10/05429
EV/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
ALANHERI N.V.,
gevestigd te Tilburg, kantoorhoudende te Meeuwen,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. R.A.A. Duk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Alanheri en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 229720\CV EXPL 08-4932 van de kantonrechter te Venlo van 4 maart 2009, 1 juli 2009 en 5 augustus 2009;
b. het arrest in de zaak HD 200.041.437 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 20 juli 2010.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft Alanheri beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor Alanheri toegelicht door haar advocaat en voor [verweerder] door mr. S.F. Sagel, advocaat te Amsterdam.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Alanheri in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 361,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren J.C. van Oven, W.A.M. van Schendel, C.A. Streefkerk en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 14 oktober 2011.