ECLI:NL:HR:2011:BR6326
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.A.C.A. Overgaauw
- P.M.F. van Loon
- Rechtspraak.nl
Cassatie inzake inkomstenbelasting en foutenleer met betrekking tot vermogensbestanddelen
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2002. De belanghebbende, die buiten gemeenschap van goederen was gehuwd, had een onderneming gedreven in een pand dat aan zijn echtgenote toebehoorde. De Inspecteur had een aanslag opgelegd, die na bezwaar door de Rechtbank te 's-Gravenhage werd vernietigd. Het Hof had de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verder verminderd. De belanghebbende stelde beroep in cassatie in tegen de uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad oordeelde dat de foutenleer van toepassing was, die beoogt te voorkomen dat een stuk bedrijfswinst onbelast blijft of dubbel wordt belast als gevolg van een onjuiste vaststelling van het eindvermogen. De Hoge Raad concludeerde dat de belanghebbende gehouden was om de Inspecteur een redelijke tegemoetkoming te bieden voor de door de belastingdienst geleden schade. Het Hof had echter een onjuiste rechtsopvatting gehanteerd door te oordelen dat de belanghebbende onvoldoende tegemoetkoming had geboden. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof, en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling.
De Hoge Raad gelastte ook dat de Staat de belanghebbende vergoedt voor het griffierecht en veroordeelde de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie. Dit arrest is gewezen op 23 december 2011 door de vice-president en vier raadsheren, en is openbaar uitgesproken.