In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao, gaat het om een beroep van N.V., een in Curaçao gevestigde naamloze vennootschap, tegen de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende had een naheffingsaanslag winstbelasting opgelegd gekregen over het jaar 2012, alsook een vergrijpboete. De naheffingsaanslag was gebaseerd op een boekenonderzoek dat had plaatsgevonden over de jaren 2009 tot en met 2012, waarbij geconstateerd werd dat de belanghebbende te veel had afgeschreven op haar onroerende zaak. De Inspecteur stelde dat de afschrijvingen niet correct waren berekend, omdat geen rekening was gehouden met de restwaarde van de opstal en de ondergrond, en dat de afschrijvingspercentages te hoog waren. De belanghebbende betwistte de naheffingsaanslag en de boete, en voerde aan dat de toepassing van de foutenleer tot onredelijke uitkomsten leidde.
Tijdens de zitting op 28 juni 2017 werd de zaak behandeld, waarbij de belanghebbende werd vertegenwoordigd door een advocaat en de Inspecteur ook aanwezig was. Het Gerecht oordeelde dat de Inspecteur de hoorplicht had geschonden, omdat de belanghebbende niet de gelegenheid had gekregen om haar bezwaren mondeling toe te lichten. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep gegrond was en dat de uitspraak op bezwaar vernietigd moest worden.
Het Gerecht oordeelde verder dat de Inspecteur de correctie van de afschrijvingen terecht had doorgevoerd, maar dat de vergrijpboete niet kon worden opgelegd, omdat de belanghebbende een pleitbaar standpunt had ingenomen. De uitspraak concludeerde met de vernietiging van de uitspraken op bezwaar, het in stand laten van de naheffingsaanslag, en het verlagen van de boete. Tevens werd de Inspecteur veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de belanghebbende.