In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 oktober 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de vermogensetikettering van een onroerende zaak die door belanghebbende is aangeschaft en sindsdien als ondernemingsvermogen is aangemerkt. Belanghebbende heeft in zijn aangifte voor het jaar 2011 een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.924 opgegeven, maar de Inspecteur heeft een aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van € 21.852. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de Inspecteur heeft deze gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende hoger beroep heeft ingesteld.
Tijdens de zitting op 17 augustus 2016 heeft belanghebbende, zijn echtgenote en zijn gemachtigde mr. [A] verklaard dat de onroerende zaak, gelegen aan [a-straat] 72 te [Z], door belanghebbende als ondernemingsvermogen is aangemerkt. De Inspecteur, vertegenwoordigd door mr. [B] en mr. [C], heeft de stellingen van belanghebbende bestreden en aangevoerd dat de onroerende zaak keuzevermogen vormt. Het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de onroerende zaak sinds de aankoop in 1996 uitsluitend ter voorziening in zijn woonbehoefte is gebruikt. Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep ongegrond verklaard. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.