In deze zaak heeft belanghebbende, die sinds 2001 de eerste etage van haar woning als ondernemingsvermogen heeft geëtiketteerd, betoogd dat deze etage verplicht privévermogen is en dat dit met toepassing van de foutenleer moet worden hersteld. Het Gerechtshof Den Haag oordeelt dat de Rechtbank het beroep van belanghebbende terecht ontvankelijk heeft geacht, omdat niet kan worden gesteld dat het beroep belanghebbende niet in een betere positie kan brengen. De toepassing van de foutenleer zou bovendien betekenen dat de in voorgaande jaren gemaakte afschrijvingen gecorrigeerd moeten worden, wat zou leiden tot te lage aanslagen voor de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2014 en 2015. Aangezien de aanslagen niet op een hoger bedrag aan verschuldigde belasting kunnen worden vastgesteld, is het hoger beroep ongegrond verklaard.
De belanghebbende had in 2014 een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 102.142 en in 2015 van € 93.174, terwijl de Inspecteur deze bedragen respectievelijk op € 102.142 en € 93.174 had vastgesteld. De Rechtbank had eerder de beroepen van belanghebbende ongegrond verklaard, en het Hof bevestigt deze uitspraak. De mondelinge behandeling vond plaats op 13 november 2019, waarbij partijen aanwezig waren. Het Hof concludeert dat de Rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld dat de etage niet als verplicht privévermogen kan worden aangemerkt, en dat de correcties door de Inspecteur terecht zijn toegepast. De uitspraak van de Rechtbank wordt bevestigd.