ECLI:NL:HR:2011:BL0202
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- A.R. Leemreis
- E.N. Punt
- P.M.F. van Loon
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid van bestuurders voor belastingverplichtingen onder de Invorderingswet 1990
In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van een bestuurder van een vennootschap voor belastingverplichtingen die voortvloeien uit de Invorderingswet 1990. De belanghebbende, bestuurder van A B.V., werd aansprakelijk gesteld voor de omzetbelasting die de vennootschap verschuldigd was over het tijdvak van 1 januari 1997 tot en met 31 december 1997. De aansprakelijkstelling volgde op een beschikking van de Ontvanger, die na bezwaar door de Rechtbank werd vernietigd. Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank echter weer vernietigd en de aansprakelijkstelling gehandhaafd, wat leidde tot cassatie door de Staatssecretaris van Financiën.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de belanghebbende niet aansprakelijk was voor de omzetbelasting. De Hoge Raad stelt vast dat de aansprakelijkheid van de bestuurder is gebaseerd op artikel 36 van de Invorderingswet, dat bepaalt dat een bestuurder aansprakelijk kan worden gesteld voor belasting die de vennootschap als ondernemer verschuldigd is. De Hoge Raad concludeert dat de tekst van de wet en de parlementaire geschiedenis erop wijzen dat de bestuurder aansprakelijk kan worden gesteld voor belasting die de vennootschap verschuldigd is, ongeacht of deze belasting als ondernemer is verschuldigd.
De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. Tevens wordt de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende. Dit arrest benadrukt de verantwoordelijkheden van bestuurders in het kader van belastingverplichtingen en de toepassing van de Invorderingswet.