Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
27 mei 2014
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
€ 37.329. Deze naheffingsaanslag heeft betrekking op omzetbelasting die in de periode van september 2008 tot en met februari 2009 aan leasemaatschappijen ([H], [I] en [J])is gefactureerd ter zake van de verkoop van transportmiddelen aan deze maatschappijen – de financial lease (economische eigendom) is omgezet in operational lease (huur) – maar die niet volledig is aangegeven en voldaan. In de administratie van de BV zijn ter zake van deze transacties (valse) facturen met lagere verkoopprijzen aangetroffen dan de prijzen die zijn vermeld op de facturen die zijn aangetroffen in de administratie van de leasemaatschappijen. De koopsommen zijn deels verrekend met achterstallige leasetermijnen.
14 juni 2011 onder meer het volgende verklaard:
[F] met dagtekening 2 april 2014. Daarin is het volgende verklaard:
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
lid 1, van het Uitvoeringsbesluit is een lichaam verplicht om binnen twee weken na de dag waarop ingevolge artikel 19 van de AWR de verschuldigde belasting behoorde te zijn voldaan en waarbij is gebleken dat het niet tot betaling van omzetbelasting in staat is, daarvan mededeling te doen aan de ontvanger. Iedere bestuurder van het lichaam is bevoegd die melding te doen.
[Y] en [O], aansprakelijk heeft gesteld.
C-383/13, punt 38, leidt schending van de rechten van de verdediging pas tot nietigverklaring van het na afloop van de administratieve procedure genomen besluit, wanneer deze procedure zonder deze onregelmatigheid een andere afloop had kunnen hebben. Nu belanghebbende geen omstandigheden heeft aangevoerd die meebrengen dat door de (gestelde) schending hem de mogelijkheid is ontnomen om zich zodanig te verweren dat de administratieve procedure een andere afloop had kunnen hebben, faalt het betoog van belanghebbende.
5.Proceskosten
6.Beslissing
mr. R. den Ouden en mr. M.G.J.M. van Kempen, in tegenwoordigheid van
mr. N.G.U. Bezemer als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
27 mei 2014.
binnen zes wekenna de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij: