ECLI:NL:HR:2010:BO2422
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- W.D.H. Asser
- C.E. Drion
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Verkrijgende verjaring van stuk grond in de Nederlandse Antillen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 december 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de verkrijgende verjaring van een stuk grond in de Nederlandse Antillen. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.L.C.M. Oomen, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de vonnissen van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. Deze vonnissen waren eerder gewezen op 29 augustus 2008 en 6 maart 2009, waarbij het hof de vorderingen van de eiser had afgewezen. De verweerder in cassatie, het Eilandgebied Sint Eustatius, werd vertegenwoordigd door advocaat mr. E. Grabandt.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen in overweging genomen, met name artikel 3:105 lid 1 in verbinding met artikel 3:306 en 3:314 lid 2 BWNA. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot was dat het cassatieberoep moest worden verworpen, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in de middelen waren aangevoerd, niet tot cassatie konden leiden. Dit was in overeenstemming met artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 384,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann, en de partijen zijn aangeduid als [eiser] en het Eilandgebied.