In deze zaak staat de vraag centraal of [x] door verjaring eigenaar is geworden van een perceel grond, gelegen te Fort Willem, Sint Maarten. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie heeft op 28 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij het vonnis van het GEA van 1 november 2011 werd vernietigd. Het Hof oordeelt dat [x] niet kan worden aangemerkt als eigenaar van het perceel, omdat hij zich niet zodanig heeft gedragen dat de overheid daaruit niet anders kon afleiden dan dat hij pretendeerde eigenaar te zijn. De overheid heeft van oudsher gedoogd dat gebruikers van overheidsgrond hooguit houders waren voor de overheid, en [x] heeft zich niet anders gedragen dan als houder.
Het Hof verwijst naar eerdere jurisprudentie, waaronder de zaak Courtar/Sint Eustatius, en stelt vast dat het land de Nederlandse Antillen en later het Eilandgebied Sint Maarten te allen tijde eigenaar zijn geweest van het perceel. [x] heeft niet aangetoond dat hij het perceel op een manier heeft verkregen die recht geeft op eigendom door verjaring. Het Hof concludeert dat de vordering in conventie van [x] wordt afgewezen en dat de reconventionele vordering van het Land wordt toegewezen. Het Land wordt erkend als eigenaar van het perceel, en [x] wordt veroordeeld om het perceel binnen zes maanden te ontruimen, met een dwangsom van US$ 1.000,-- per dag bij niet-naleving.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor [x] om feiten te stellen en te bewijzen die zijn verkrijging door verjaring onderbouwen, en dat het risico bestaat dat deze feiten onbewezen blijven. Het Hof wijst erop dat de omstandigheden van het gebruik van de grond door [x] niet voldoende zijn om te concluderen dat hij als bezitter kan worden aangemerkt, en dat de overheid altijd als eigenaar moet worden beschouwd.