Zaaknummer: 38772 (voorheen AR 822/2009 en EJ 2009/152)
Uitspraakdatum: 16 april 2012
HET GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURACAO
[verzoeker],
wonende in Curaçao,
gemachtigde: aanvankelijk mr. L.L. James, thans S.C. Larmonie,
verzoeker,
betreffende zijn verzoek op grond van afdeling 4, titel 7 van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek tot toekenning van de grond behorende tot de langdurig onverdeeld gebleven gemeenschap:
PLANTAGE BICENTO,
naast SOEMBOE,
ook bekend als
BISENTO, BIENTO, VICENTO of ROSALINDA.
1. [...], hierna te noemen: [verweerder x],
wonende in Curaçao,
gemachtigde: Ingemar B. Sebelon,
2. [...],
3. [...],
4. [...],
5. [...],
6. [...],
7. [...],
8. [...],
9. [...],
10. [...],
11. [...],
12. [...],
13. [...],
14. [...],
15. [...],
16. [...],
17. [...],
18. [...],
19. [...],
hierna te noemen: [verweerder c.s.].,
allen wonende in Curaçao,
gemachtigde: mr. R.P. Koeijers,
20. OVERIGE BELANGHEBBENDEN PLANTAGE BICENTO,
niet verschenen.
1. Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit de tussenvonnissen van 6 september 2010, 10 ja-nuari 2011, 3 oktober 2011 en 27 februari 2012. De bij dat laatste vonnis gelaste compa-ritie van partijen is op 23 maart 2012 gehouden. Verschenen zijn verzoeker, de gemach-tigden Larmonie en mr. Koeijers en, namens het Land Curacao, drs. M. Jonker van DROV/ROP en de advocaat mr. M.H. Romer. Door die laatste is een akte genomen. Uit-spraak is bepaald op heden.
2.1 De onderhavige zaak is ingeleid als een verzoek op grond van artikel 3:200a e.v. van het Burgerlijk Wetboek (BW), de op 1 april 2007 in werking getreden wettelijke regeling op grond waarvan het mogelijk is grond behorende tot langdurig onverdeeld gebleven boedels aan de gebruikers daarvan in eigendom toe te kennen. De strekking van het ver-zoek is dat de grond aan verzoeker in eigendom wordt toegekend. Verzoeker heeft zijn verzoek vervolgens gewijzigd in die zin dat hij zich primair op het standpunt stelt dat hij reeds als eigenaar van de grond heeft te gelden op grond van verkrijgende verjaring.
2.2 Na zijn laatste eiswijziging strekt de vordering van verzoeker ertoe dat het Gerecht voor recht verklaart dat verzoeker eigenaar is van Plantage Bicento en dat hij als zodanig in de openbare registers wordt ingeschreven. Subsidiair verzoekt verzoeker dat de onroe-rende zaak aan hem in eigendom wordt toegekend op grond van artikel 3:200a e.v. BW.
Bij openbare oproeping zijn de “belanghebbenden plantage Bicento” opgeroepen. Ver-schenen zijn de verweerders 1 tot en met 19. Blijkens hun laatste aktes verweren zij zich niet tegen de vordering. [verweerders c.s.]. hebben bovendien te kennen gegeven hun aanvankelijk ingestelde reconventionele vordering in te trekken.
<u>nalatenschappen [L.S.] en [J.J.]</u>
4.1 Het gaat in deze zaak om de grond van PLANTAGE BICENTO, naast SOEMBOE, ook genaamd BISENTO, BIENTO, VICENTO of ROSALINDA, omschreven als <i>“een canoekje of stuk grond” gelegen op Curaçao “in het beneden quartier (vierde district van het eiland) hebbende privilegie van schapen en geitecouralen, belendende bewesten Plantage Ravenlust en beoosten de Plantage genaamd Docter, liggende dezelve rondom in zijn eige stene en cadoesje tranqueren door de vrije weide en wegen gesepa-reerd”</i>, groot ca. 24 hectare. Plantage Bicento is opgenomen in meetbrief nummer 516 van 13 december 2002 met een oppervlakte van 304.063 m2 (proces-verbaal van grensregeling no. 4131, waarbij ook het Eilandgebied Curaçao vertegenwoordigd was).
4.2 Volgens het overgelegde getuigschrift van de bewaarder op Curaçao staat Plantage Bicento ten name van wijlen [J.J.]. In de openbare registers staat Plantage Bicento ten name van [L.S.], die de grond in 1905 heeft verkregen door koop van de erven [W.U.]. Blijkens de overgelegde gegevens van de burgerlijke stand en het bevolkingsregister zijn [L.S.] (ook: [S.]) en [J.J.] (ook: [P.]) in 1895 in de Dominicaans Republiek met elkaar gehuwd, overleed [L.S.] in 1919 op Curaçao en [J.J.] in 1962, eveneens op Curaçao, en zijn uit hun huwelijk geen kinderen geboren.
4.3 Aannemelijk is geworden dat de nalatenschappen van [L.S.] en [J.J.] nimmer zijn verdeeld. Uit het overgelegde testament van [L.S.] blijkt dat hij de eigendom van Planta-ge Bicento aan zijn oom (moet zijn: neef) [B.S.], zijn nicht [M.S.] en zijn petekind [M.W.] heeft nagelaten, ieder voor 1/3 deel. Naar onweersproken is gesteld zijn inmid-dels tientallen nazaten van [B.S.] gerechtigd tot diens aandeel, is het aandeel van [M.S.] geërfd door haar in 1968 overleden echtgenoot [H.S.] en dat van [M.W.] door diens on-bekende erfgenamen in de Dominicaanse Republiek.
4.4 Aannemelijk is dat inmiddels vele tientallen personen deelgerechtigd zijn in Plantage Bicento, waarvan een deel niet op Curaçao woont en een deel niet traceerbaar is.
4.5 Uitgangspunt is dan ook, gelet op het voorgaande, dat Plantage Bicento een langdurig onverdeeld gebleven boedel is als bedoeld in artikel 3:200a e.v. BW.
<u>geen eigendom door verjaring</u>
4.6 Uit het getuigschrift van de bewaarder blijkt dat Plantage Bicento tevens ten name staat van gedaagde [verweerder x] (zijnde de vader van verzoeker), verkregen bij notarië-le akte van verjaring en tenaamstelling van 3 juni 2002. Daarbij is aangetekend dat door de notaris is verklaard dat hij niet aan het gestelde in artikel 37 lid 1 sub a en b van de Landsverordening Openbare Registers kan voldoen. Nu tussen partijen vaststaat dat geen gerechtelijke procedure is gevolgd als voorgeschreven in bedoeld artikel 37, kan aan deze tenaamstelling geen verdergaande betekenis worden toegekend dan die van een voorlopi-ge aantekening, in afwachting van een (nimmer gevraagde) rechterlijke uitspraak, zoals wordt bevestigd in het getuigschrift. In het onderhavige geding heeft [verweerder x] te kennen gegeven niet langer aanspraak te maken op de grond, een aanspraak overigens die hem in het verleden in rechte is ontzegd (GEACur 29 oktober 1990, AR 287/90; GHvJ-NAA 28 mei 1991, H157/1991). Ook in deze zaak kan derhalve niet worden aangenomen dat [verweerder x] eigenaar is van Plantage Bicento (of een deel daarvan).
4.7 Evenmin kan worden aangenomen dat verzoeker door verjaring eigenaar is geworden van Plantage Bicento. Verzoeker legt aan zijn primaire vordering ten grondslag dat hij sedert 1985, derhalve meer dan meer dan 20 jaren, bezitter is van Plantage Bicento en dat hij op grond van artikel 3:105 van het Burgerlijk Wetboek door verjaring eigenaar daar-van is geworden. Hij stelt in dit verband onder meer dat hij in 1985 een bouwvergunning heeft gevraagd en gekregen, dat hij een ontwikkelingsplan heeft laten opstellen, dat hij voor de grondbelasting wordt aangeslagen en dat zijn “eigendomsrecht” in de wijde om-geving sinds jaar en dag wordt verondersteld en geaccepteerd.
4.8 De door verzoeker gestelde feitelijkheden acht het Gerecht niet van dien aard dat op grond daarvan van bezit - laat staan van verkrijgende verjaring - kan worden gesproken. Het ontbreekt aan de voor bezit vereiste feitelijke macht. Daarbij komt dat, als wel sprake zou zijn van voldoende macht van verzoeker over Plantage Bicento, verzoeker naar het oordeel van het Gerecht naar verkeersopvattingen, in het bijzonder gelet op het karakter van de grond als familiegrond, slechts had en heeft te gelden als houder van de betreffen-de familiegrond voor de deelgerechtigden (vergelijk, al ging het daar om overheidsgrond en niet om een onverdeelde boedel, GHvJNAA 29 augustus 2008, TAR-Justicia 2008-4, p. 321 e.v., <i>Courtar vs. Sint Eustatius</i>, cassatieberoep verworpen met toepassing van art. 81 RO, HR 24 december 2010, LJN BO2422). Ten overvloede voegt het Gerecht hieraan toe dat vanaf 1 april 2007 bovendien de op die datum inwerking getreden bijzon-dere verjaringsregel van artikel 3:200a lid 5 geldt, die inhoudt dat een bezitter die wist of behoorde te weten dat de onroerende zaak deel uitmaakt van een langdurig onverdeeld gebleven gemeenschap, die zaak niet door verjaring kan verkrijgen.
4.9 Uit het voorgaande volgt dat Plantage Bicento nog immer tot de onverdeelde nalaten-schappen van [L.S.] en [J.J.] behoort en dat [verweerder x] noch verzoeker daarvan eige-naar zijn. De primaire vordering van verzoeker kan derhalve niet slagen.
<u>toekenning aan de gebruiker</u>
4.10 Subsidiair maakt verzoeker aanspraak op toewijzing van de grond in eigendom op de voet van artikel 3:200a e.v. BW. Zoals hiervoor reeds werd overwogen, dient Plantage Bicento te worden aangemerkt als een langdurig onverdeeld gebleven boedel als bedoeld in die artikelen.
4.11 Vastgesteld moet worden of verzoeker heeft te gelden als gebruiker in de zin van artikel 3:200b BW. Blijkens lid 1 van dat artikel zijn “gebruiker” personen die de zaak tenminste tien jaren in gebruik hebben. Lid 3 bepaalt dat ook personen ten aanzien van wie aanwijzingen bestaan dat zij deelgenoten zijn kunnen worden aangemerkt als gebrui-ker, waarbij de rechter rekening dient te houden met de band die zij hebben met de zaak en de mate van vermoedelijke verwantschap met de oorspronkelijke eigenaar.
4.12 Naar het oordeel van het Gerecht kan verzoeker worden aangemerkt als gebruiker in de zin van de wet. Tegen de achtergrond van de hiervoor onder 4.7 weergegeven stellin-gen omtrent verzoekers verbondenheid met de grond en gelet op de verwantschap tussen verzoeker en de oorspronkelijke eigenaar [L.S.] zoals die volgt uit de in het geding ge-brachte stamboom - verzoeker is een betachterkleinzoon van [B.S.], de in het testament van [L.S.] als diens erfgenaam aangewezen neef – dient verzoeker naar het oordeel van het Gerecht in ieder geval op de voet het derde lid van artikel 200a BW als gebruiker van de onroerende zaak te worden beschouwd. Bij dit alles betrekt het Gerecht mede de om-standigheid dat geen van de verweerders zich heeft verzet tegen toewijzing van verzoe-kers verzoek.
4.13 Voorwaarde voor toekenning in eigendom aan de gebruikers is, zoals artikel 3:200c BW bepaalt, dat de gebruikers “aanvaardbare voorstellen hebben gedaan tot ontwikkeling van de zaak, indien nodig”. Gelet op het voorschrift van artikel 3:200c lid 3 BW heeft het Gerecht de openbare rechtspersoon het Land Curaçao in de gelegenheid gesteld het “ge-voelen” van het Land hieromtrent kenbaar te maken. Een voorstel tot ontwikkeling heeft verzoeker niet gedaan. Zijn voornemen is de inrichting van het terrein ongewijzigd te la-ten (het betreft mondi, onbebouwd) en in zijn geheel te koop te zetten. Indien verkoop niet binnen afzienbare tijd lukt, is het plan het terrein (op papier en juridisch) te splitsen in een stuk van circa 6 hectare voor verzoeker en circa 24 hectare voor de door verweer-ders 1 tot en met 19 op te richten stichting Erfgenamen van [B.S.], een en ander conform de overgelegde tekening van Geopro van 8 augustus 2011.
4.14 Namens het Land zijn geen bezwaren geuit tegen het ongewijzigd laten van de in-richting van de grond. Wat de verkoopplannen van verzoeker betreft heeft het Land be-nadrukt dat de grond ingevolge het Eilandelijk Ontwikkelingsplan de bestemming “open land” heeft, dat deze bestemming onherroepelijk is en dat men zich geen illusies moet maken over de gebruiksmogelijkheden van het terrein.
4.15 Nu aan alle voor toekenning aan verzoeker door de wet gestelde eisen is voldaan, zal het Gerecht Plantage Bicento aan verzoeker in eigendom toekennen. Het Gerecht merkt daarbij op dat deze toekenning geen verandering brengt in de bestemming van de grond (“open land”).
4.16 Gesteld noch gebleken is dat zich buiten het door meetbrief 516 van 2002 bestreken perceel ook gronden bevinden die tot de onverdeelde nalatenschappen van [L.S.] en [J.J.] behoren. Ter voorkoming van eventuele toekomstige onduidelijkheden op dat punt, zal het Gerecht de eventuele niet door de meetbrief bestreken gronden behorende tot de on-verdeeldheid in eigendom toekennen aan het Land Curaçao.
4.17 Gelet op het bepaalde in artikel 3:200g BW zal de beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
kent de onroerende zaak, omschreven bij meetbrief 516 van 2002, groot 30 hectare, 40 are en 63 centiare, in eigendom toe aan verzoeker;
kent de eventuele tot de onverdeelde nalatenschappen van [L.S.] en [J.J.] behorende gronden buiten de grenzen van het door meetbrief 516 van 2002 bestreken perceel in ei-gendom toe aan het Land Curaçao;
bepaalt dat deze beschikking door toedoen van de griffier binnen twee weken na deze uit-spraak openbaar bekend wordt gemaakt door publicatie in de Curaçaosche Courant, de Extra, de Amigoe en het Antilliaans Dagblad;
compenseert de proceskosten aldus dat elk der partijen de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte en gevorderde.
Aldus gegeven te Curaçao op 16 april 2012 door mr. P.E. de Kort, rechter in voormeld Gerecht, bijgestaan door S. Josephina, griffier.