ECLI:NL:OGHACMB:2020:149
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Eigendom van strandgrond in Aruba en verkrijgende verjaring
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de naamloze vennootschap Windward Leeward Watersports N.V., h.o.d.n. Aruba Watersports Center (hierna: WLW), tegen de openbare rechtspersoon Het Land Aruba. WLW heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarin haar vordering tot erkenning van eigendom van een stuk strandgrond werd afgewezen. WLW stelt dat zij het stuk grond door verjaring in eigendom heeft verkregen, omdat zij het sinds 1970 in bezit heeft. Het Land Aruba betwist dit en stelt dat het stuk grond eigendom van de overheid is.
De procedure begon met een vonnis van het Gerecht op 10 april 2019, waar WLW tegen in beroep ging. In haar memorie van grieven heeft WLW verschillende vorderingen geformuleerd, waaronder de verklaring dat zij eigenaar is van het stuk grond en dat het Land moet worden veroordeeld tot inschrijving van haar als rechthebbende in de openbare registers. Het Land heeft geen memorie van antwoord ingediend.
Het Hof heeft geoordeeld dat WLW niet kan aantonen dat zij het stuk grond in bezit heeft genomen in de zin van artikel 3:113 BW, omdat het gebruik van overheidsgrond in Aruba doorgaans niet als inbezitneming wordt beschouwd. Het Hof bevestigt dat de overheid de rechthebbende is en dat WLW slechts houderschap voor de overheid heeft. De vorderingen van WLW worden afgewezen en het bestreden vonnis wordt bevestigd. WLW wordt veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van het Land op nihil worden begroot.