ECLI:NL:HR:2010:BM0912
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Schending van de redelijke termijn en schadevergoedingsmaatregel in strafzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juli 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was veroordeeld voor het medeplegen van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren. Het Hof had een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een taakstraf van tweehonderd uren opgelegd, maar de Hoge Raad oordeelde dat het Hof onvoldoende had gemotiveerd in welke mate de straf was verlaagd wegens de overschrijding van de redelijke termijn. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en vernietigde de strafoplegging, waarbij het Hof niet duidelijk had gemaakt hoe de overschrijding van de redelijke termijn de straf had beïnvloed.
Daarnaast behandelde de Hoge Raad de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad oordeelde dat deze maatregel een strafrechtelijke sanctie is die los van de beslissing in de voegingsprocedure kan worden opgelegd, mits de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en wees de zaak terug naar het Gerechtshof voor herbehandeling van de strafmaat. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de feitenrechter bij het vaststellen van de straf in het licht van de redelijke termijn en de toepassing van schadevergoedingsmaatregelen.