In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewapende overval op een juwelierszaak in Sint Maarten op 24 juli 2015. De verdachte heeft samen met anderen een hoeveelheid sieraden weggenomen, waarbij bedreiging met geweld is gepleegd tegen zowel de aanwezige personen in de juwelierszaak als een beveiliger die voor de winkel stond. Het Hof heeft het vonnis van de eerste rechter bevestigd, maar met aanpassing van de bewezenverklaring en aanvulling van de bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie over de situaties waarin het Hof het vonnis van de eerste rechter dient te vernietigen of kan bevestigen. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof zich niet had mogen verenigen met de bewezenverklaring van de bedreiging met geweld, maar dat dit niet leidt tot cassatie omdat de aangevulde bewezenverklaring niet wezenlijk verschilt van de eerdere verklaring. De Hoge Raad constateert echter dat de redelijke termijn in de cassatiefase is overschreden, wat leidt tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van vier jaren naar drie jaren en tien maanden. De overige middelen worden verworpen.