ECLI:NL:HR:2010:BL8871
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C. Schaap
- J.W.M. Tijnagel
- A.H.T. Heisterkamp
- M.W.C. Feteris
- Rechtspraak.nl
Zorgvuldigheidsbeginsel bij trage aanslagregeling en vermindering heffingsrente
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 20 januari 2009, betreffende een beschikking inzake heffingsrente. De belanghebbende had voor het jaar 2003 een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen ontvangen, waarbij een heffingsrente van € 206 in rekening was gebracht. Na bezwaar tegen de beschikking inzake heffingsrente, werd deze door de Inspecteur gehandhaafd. De Rechtbank te 's-Gravenhage verklaarde het beroep ongegrond, waarna het Hof de uitspraak van de Rechtbank bevestigde. Belanghebbende stelde hiertegen beroep in cassatie in.
De Hoge Raad oordeelt dat het beroep in cassatie gegrond is. De Hoge Raad vernietigt de uitspraken van het Hof, de Rechtbank en de Inspecteur, en vermindert de heffingsrente tot € 86. Tevens wordt de Staat veroordeeld tot vergoeding van griffierechten aan belanghebbende, in totaal € 250. De Minister van Financiën wordt veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 1288 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en de Inspecteur in de kosten van het geding voor het Hof en de Rechtbank, in totaal € 1288 en € 644 respectievelijk. De Hoge Raad bevestigt dat de heffingsrente niet meer kan bedragen dan het bedrag dat verschuldigd zou zijn bij tijdige aanslagstelling, tenzij bijzondere omstandigheden dit rechtvaardigen.
De Hoge Raad concludeert dat de inspecteur bij het opleggen van een aanslag binnen drie maanden na indiening van de aangifte moet handelen, en dat het zorgvuldigheidsbeginsel in dit geval is geschonden. De uitspraak van het Hof wordt vernietigd, en de zaak wordt in het voordeel van de belanghebbende beslecht.