ECLI:NL:HR:2010:BL5414
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Cassatie over voorwaardelijk opzet in het strafrecht met betrekking tot illegaal verblijf
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 april 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1964 en werkzaam in de verhuur van woonruimte, was beschuldigd van het helpen van anderen bij het illegaal verblijven in Nederland. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte in de periode van 11 juni 2001 tot en met 8 januari 2003 verschillende woningen had verhuurd aan personen die illegaal in Nederland verbleven. De verdachte had betoogd dat hij niet wist of ernstige redenen had te vermoeden dat zijn huurders illegaal waren, en dat hij niet strafrechtelijk kon worden verweten dat hij dit niet had onderzocht.
De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de hoogte van de opgelegde straf en tot vermindering van de straf. De Hoge Raad oordeelde dat de bewijsredenering van het Hof, die stelde dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans had aanvaard dat hij woningen verhuurde aan illegaal verblijvende personen, niet onjuist was. De Hoge Raad bevestigde dat onder opzet ook voorwaardelijk opzet valt en dat de verdachte een onderzoeksplicht had ten aanzien van de verblijfsstatus van zijn huurders.
De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft het aantal uren te verrichten taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis. De taakstraf werd verminderd tot 180 uren en de vervangende hechtenis tot 90 dagen. Het beroep werd voor het overige verworpen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van verhuurders om zich te vergewissen van de verblijfsstatus van hun huurders, vooral in het kader van de bestrijding van illegaal verblijf in Nederland.