ECLI:NL:HR:2009:BJ9616
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C. Schaap
- J.W.M. Tijnagel
- A.H.T. Heisterkamp
- M.W.C. Feteris
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak van de Rechtbank over navorderingsaanslag in het recht van successie
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te 's-Gravenhage, die op 26 maart 2007 het beroep tegen een navorderingsaanslag in het recht van successie niet-ontvankelijk verklaarde. De Rechtbank oordeelde dat belanghebbende nalatig was in het aanvoeren van de gronden van het beroep. Belanghebbende heeft hiertegen verzet aangetekend, maar de Rechtbank verklaarde dit verzet ongegrond. De uitspraak van de Rechtbank is aan het arrest gehecht. Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze uitspraak. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, en de Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman heeft geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie. De Staatssecretaris heeft schriftelijk op deze conclusie gereageerd. De Hoge Raad heeft in zijn beslissing geoordeeld dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep in cassatie ongegrond. De Hoge Raad heeft de motivering van de Rechtbank bevestigd, waarbij werd gesteld dat een bijlage bij het beroep niet kan worden aangemerkt als een motivering van het beroep in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De Hoge Raad heeft de eisen voor beroepschriften verder verduidelijkt, waarbij het belang van een duidelijke motivering voor de rechter en het bestuursorgaan wordt benadrukt.