Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft met name gepreciseerd dat de beperkingen van het recht op een rechter de vrije toegang van een justitiabele niet zodanig
mogen beperken dat dit recht in zijn wezen zelf wordt aangetast. Dergelijke beperkingen
zijn enkel verenigbaar met artikel 6, lid 1, van het EVRM indien daarmee een legitiem
doel wordt nagestreefd en er een redelijke verhouding bestaat tussen de gebruikte middelen
en het beoogde doel (zie EHRM, arresten Liakopoulou/Griekenland van 24 mei
2006, verzoekschrift nr. 20627/04, niet gepubliceerd in
Judgments and decisions,
punt 17; Kemp e.a./Luxemburg van 24 april 2008, verzoekschrift nr. 17140/05, niet gepubliceerd in
Judgments and decisions, punt 47, en Viard/Frankrijk van 9 januari 2014,
verzoekschrift nr. 71658110, niet gepubliceerd in
Judgments and decisions, punt 29). Het
recht op toegang tot de rechter wordt immers aangetast wanneer de regeling ervan niet
meer de doelstellingen van rechtszekerheid en een goede rechtsbedeling dient en een
soort barrière vormt die de justitiabele belet een uitspraak over de grond van zijn zaak te
verkrijgen van de bevoegde rechter (standpuntbepaling van advocaat-generaal Mengozzi
bij het arrest Heroverweging Arango Jaramillo e.a./EIB, EU:C:2013:134, punten 58-60;
EHRM, arrest L'Erablière A.S.B.L./België van 24 februari 2009, gedeeltelijk gepubliceerd
in
Judgments and decisions, verzoekschrift nr. 49230/07, punt 35, en arrest CR/Parlement, EU:F:2014:38, punt 43).