Uitspraak
Uitspraak van 7 december 2023
[X]te [Z] , belanghebbende, tegen de onder 1.1 vermelde uitspraak.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft belanghebbende verzet aangetekend tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 29 juni 2023, waarin het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De reden hiervoor was dat belanghebbende niet tijdig de gronden van het hoger beroep had ingediend, ondanks een uitnodiging van de griffier om dit te doen. Het verzetschrift is gedateerd op 4 juli 2023 en is op 5 juli 2023 door het Hof ontvangen. Belanghebbende heeft geen verzoek gedaan om te worden gehoord over het verzet, waardoor er geen mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden.
De feiten van de zaak zijn als volgt: belanghebbende heeft op 23 november 2022 pro-forma hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 6 oktober 2022. In het pro-forma hogerberoepschrift ontbraken echter de gronden van het hoger beroep. De griffier heeft belanghebbende op 30 november 2022 gewezen op dit verzuim en de gelegenheid geboden om dit voor 28 december 2022 te herstellen. Dit is niet gebeurd, wat leidde tot de niet-ontvankelijk verklaring van het hoger beroep.
In het verzet heeft belanghebbende betoogd dat het hoger beroep ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Het Hof oordeelt echter dat de tekst van het pro-forma hogerberoepschrift niet voldoet aan de eisen van de wet, omdat het niet duidelijk maakt waarover belanghebbende met de Heffingsambtenaar van mening verschilt. Het Hof concludeert dat het verzet ongegrond is, omdat belanghebbende niets heeft aangevoerd dat een andere conclusie rechtvaardigt. De uitspraak is op 7 december 2023 in het openbaar uitgesproken.