ECLI:NL:HR:2009:BI4078
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.M.E. Thomassen
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie bij niet tijdige indiening van appelschriftuur
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juli 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie (OM) in hoger beroep, ondanks het niet tijdig indienen van de appelschriftuur. Het Hof had geoordeeld dat het OM ontvankelijk was, wat door de verdachte werd bestreden. De verdachte stelde dat het Hof ten onrechte het belang van de verdediging niet had betrokken bij zijn oordeel. De Hoge Raad overwoog dat het Hof, mede in het licht van de wetsgeschiedenis, geen blijk had gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad benadrukte dat het aan de rechter is om te bepalen of de sanctie van niet-ontvankelijkheid moet worden opgelegd bij het niet tijdig indienen van een appelschriftuur. De Hoge Raad concludeerde dat het belang van de strafzaak in dit geval zwaarder woog dan de sanctie voor het verzuim van het OM. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarbij werd opgemerkt dat de verdediging niet had aangetoond dat zij daadwerkelijk hinder had ondervonden van de late indiening. De uitspraak bevestigt de ruimte die de rechter heeft om in dergelijke gevallen tot behandeling van het hoger beroep over te gaan, ook al zijn de schriftelijke grieven niet of niet tijdig ingediend.