ECLI:NL:HR:2008:BC4844
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- P.C. Kop
- A. Hammerstein
- J.C. van Oven
- F.B. Bakels
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Einde van partneralimentatie na samenwonen met een ander
In deze zaak gaat het om een geschil tussen gewezen echtelieden over de beëindiging van de partneralimentatie. De vrouw, verzoekster tot cassatie, heeft in 2001 met de man, verweerder in cassatie, een huwelijk gesloten dat op 30 september 2003 is ontbonden. De rechtbank te 's-Gravenhage heeft op 17 november 2003 de alimentatie voor de vrouw vastgesteld op € 166,-- per maand. De man heeft op 27 juli 2004 verzocht om de alimentatieverplichting te beëindigen, omdat de vrouw volgens hem valselijk had voorgelicht over haar status als alleenstaande. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, maar het gerechtshof te 's-Gravenhage heeft in een beschikking van 1 februari 2007 de onderhoudsverplichting van de man met ingang van 1 februari 2004 beëindigd en de vrouw veroordeeld tot terugbetaling van ontvangen alimentatie na deze datum.
De vrouw heeft cassatie ingesteld tegen de beschikking van het hof. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechter niet de vrijheid heeft om een andere datum dan 1 februari 2004 vast te stellen als datum waarop de alimentatieverplichting eindigt, indien de wederpartij vanaf die datum samenleeft met een ander als waren zij gehuwd. De Hoge Raad heeft de klachten van de vrouw verworpen, omdat het oordeel van het hof niet blijk gaf van een onjuiste opvatting van het begrip samenleven en niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd was.
De Hoge Raad heeft de beschikking van het hof bevestigd en het beroep verworpen. Deze uitspraak benadrukt de strikte toepassing van artikel 1:160 BW, dat bepaalt dat de alimentatieverplichting eindigt bij samenwoning met een ander als waren zij gehuwd, en de noodzaak voor de rechter om deze datum te respecteren zonder ruimte voor afwijkingen.