ECLI:NL:OGHACMB:2018:221
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beëindiging onderhoudsplicht na samenleven als waren zij gehuwd
In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 11 december 2018 uitspraak gedaan in een civiele procedure betreffende de beëindiging van de onderhoudsplicht van de man jegens de vrouw. De man, oorspronkelijk verzoeker en thans appellant, heeft de vrouw, oorspronkelijk verweerster en thans geïntimeerde, aangeklaagd met betrekking tot de vraag of zij is gaan samenleven met een ander als waren zij gehuwd, zoals bedoeld in artikel 1:160 van het Burgerlijk Wetboek. De procedure volgde op een eerdere tussenbeschikking van 10 mei 2016, waarin het Hof een bewijsopdracht aan de man had gegeven.
Tijdens de mondelinge behandeling op 30 oktober 2018 heeft de vrouw in persoon, vergezeld van haar gemachtigde, verklaard dat zij afzag van een contra-enquête. De man was niet in persoon aanwezig, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig. De gemachtigden hebben hun standpunten toegelicht, waarbij de gemachtigde van de vrouw een pleitnota heeft overgelegd. Het Hof heeft vervolgens de feiten en omstandigheden beoordeeld die relevant zijn voor de vraag of de vrouw samenleefde met een ander als waren zij gehuwd.
Het Hof heeft vastgesteld dat de vrouw een liefdesrelatie had met een andere man, met wie zij samenwoonde en een kind had gekregen. De getuigenverklaringen hebben aangetoond dat er sprake was van een affectieve relatie van duurzame aard, waarin wederzijdse verzorging en een gemeenschappelijke huishouding bestonden. Het Hof concludeert dat de onderhoudsplicht van de man van rechtswege is geëindigd op 1 oktober 2011, de datum waarop de vrouw is gaan samenleven met de andere man. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.