ECLI:NL:HR:2008:BC3927
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- C.A. Streefkerk
- Rechtspraak.nl
Verzoek van zaaddonor tot vaststellen omgangsregeling en de toepassing van art. 1:377a en 1:377f BW in het licht van het EVRM
In deze zaak verzoekt de man, die als zaaddonor fungeerde, de Hoge Raad om een omgangsregeling vast te stellen met het minderjarig kind dat uit deze kunstmatige inseminatie is geboren. De moeder en haar partner, die samen een huishouden vormen en het gezag over het kind uitoefenen, hebben het verzoek van de man bestreden. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, en het gerechtshof heeft deze beslissing bevestigd. De man heeft hiertegen cassatie ingesteld.
De Hoge Raad behandelt de vraag of de rechtbank en het hof de juiste maatstaf hebben aangelegd bij de beoordeling van het verzoek. De man stelt dat er een nauwe persoonlijke betrekking bestaat tussen hem en het kind, wat volgens artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) betekent dat hij recht heeft op omgang. De Hoge Raad overweegt dat er geen onderscheid gemaakt mag worden tussen de juridische en biologische vader in gevallen waarin sprake is van 'family life'. Dit betekent dat de belangen van het kind voorop moeten staan bij de beoordeling van de omgangsregeling.
De Hoge Raad concludeert dat het hof niet heeft miskend dat de man als biologische vader in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat. Het hof heeft echter terecht geoordeeld dat de verzochte omgangsregeling in strijd is met de zwaarwegende belangen van het kind, gezien de spanningen die zijn ontstaan door de uiteenlopende verwachtingen van de man en de moeder. De Hoge Raad verwerpt het beroep van de man, waarmee de beslissing van het hof in stand blijft.