ECLI:NL:RBAMS:2019:9128
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de strafzaak tegen een ontbonden vennootschap in de pluimvee sector
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 december 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vennootschap die was ontbonden. De zaak betreft een tenlastelegging van het Openbaar Ministerie, waarin de vennootschap wordt beschuldigd van het houden van een groter aantal leghennen dan toegestaan op basis van het pluimveerecht. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 26 november 2019, waarbij de officier van justitie, mr. N. Huisman, zijn vordering heeft gepresenteerd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vennootschap per 31 oktober 2017 is ontbonden en dat deze ontbinding voor derden kenbaar was op het moment dat de vervolging werd aangevangen. De dagvaarding was gedateerd op 12 september 2019, en op dat moment was het recht tot strafvordering al vervallen, omdat de vennootschap niet meer bestond. De rechtbank heeft zich gebaseerd op de rechtspraak van de Hoge Raad, die stelt dat als een rechtspersoon is ontbonden, het recht tot strafvordering vervalt.
Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank besloten het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging van de verdachte. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter mr. F.W. Pieters en de rechters mrs. G.H. Marcus en R.K. Pijpers, in aanwezigheid van griffier mr. C. Wolswinkel.