ECLI:NL:HR:2007:BA5804
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- C.A. Streefkerk
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Cassatie over voorlopige omgangsregeling in familierechtelijke geschil
In deze zaak heeft de moeder op 27 juli 2004 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Breda, waarin zij vroeg om de beëindiging van de omgangsregeling tussen de vader en hun minderjarige dochter, zoals vastgelegd in het echtscheidingsconvenant en een eerder kort gedingvonnis. De vader heeft dit verzoek bestreden en verzocht om handhaving van de bestaande omgangsregeling. De rechtbank heeft op 14 september 2005 bepaald dat de vader en het kind voorlopig recht hebben op omgang, zoals aangegeven door de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant, en heeft de behandeling van de zaak aangehouden in afwachting van verdere informatie van de betrokken partijen.
De moeder heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking, maar het gerechtshof te 's-Hertogenbosch heeft op 27 juli 2006 de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. Hierop heeft de moeder cassatie ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat de beschikking van de rechtbank een tussenbeschikking was, waardoor zij niet-ontvankelijk verklaard had moeten worden in haar hoger beroep. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de moeder geen belang had bij haar cassatieberoep, aangezien de gegrondbevinding van haar klacht tot hetzelfde resultaat zou leiden als de verwerping van haar hoger beroep. De Hoge Raad heeft de moeder daarom niet-ontvankelijk verklaard in haar cassatieberoep.
Deze uitspraak is gedaan door de Hoge Raad der Nederlanden op 28 september 2007, met D.H. Beukenhorst als voorzitter en de overige raadsheren. De beslissing benadrukt het belang van ontvankelijkheid in hoger beroep en cassatie in familierechtelijke geschillen.