ECLI:NL:HR:2007:BA4291
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- F.W.G.M. van Brunschot
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- E.N. Punt
- Rechtspraak.nl
Accijns op kruidensigaretten en de toepassing van artikel 2f van de Wet op de accijns
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 mei 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de accijns op kruidensigaretten. De belanghebbende, A.C. Smits-Koolhoven, had beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 5 augustus 2002, waarin een naheffingsaanslag in de accijns van tabaksproducten was opgelegd. De Hoge Raad heeft de zaak in cassatie beoordeeld na een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen over de interpretatie van artikel 2f van de Wet op de accijns. De Hoge Raad oordeelde dat voor de toepassing van dit artikel niet alleen vereist is dat goederen voorhanden worden gehouden die niet overeenkomstig de wet in de heffing zijn betrokken, maar ook dat de betrokkene op het moment van verkrijging van de goederen wist of redelijkerwijs kon weten dat zijn leverancier de accijns niet zou voldoen. In dit geval kon niet worden vastgesteld dat de belanghebbende dit wist, gezien de onduidelijkheid over de heffing van accijns op kruidensigaretten ten tijde van de verkrijging. De Hoge Raad verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof en de naheffingsaanslag, en gelastte dat de Staat de kosten van het geding vergoedt aan de belanghebbende. De uitspraak benadrukt de noodzaak van kennis van de belastingplichtige over de verplichtingen van de leverancier in het kader van accijnsheffing.