Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
1. Afwijking van de aangifte
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verplichtstelling van de sociale zekerheidswetgeving voor de belanghebbende voor het jaar 2013. De belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. J.H. Weermeijer, had in beroep aangevoerd dat hij voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 verplicht verzekerd was in Nederland en dat hij op grond van het gelijkheidsbeginsel in aanmerking kwam voor een vrijstelling van de Nederlandse premies volksverzekeringen. De inspecteur van de Belastingdienst had eerder een aanslag opgelegd, die na bezwaar door de rechtbank Noord-Holland ongegrond was verklaard. Het Hof heeft vastgesteld dat de Sociale Verzekeringsbank (SVB) een A1-verklaring had afgegeven, waaruit bleek dat de Nederlandse sociale wetgeving op de belanghebbende van toepassing was. Het Hof oordeelde dat de inspecteur zich diende te richten naar deze verklaring, die rechtskracht had behouden tot intrekking. De belanghebbende kwam niet in aanmerking voor vrijstelling van premieplicht, omdat de A1-verklaring bevestigde dat hij voor het gehele jaar 2013 onder de Nederlandse wetgeving viel. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel werd afgewezen, omdat er geen bewijs was dat de Belastingdienst in vergelijkbare gevallen anders had gehandeld. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en het hoger beroep werd ongegrond verklaard.