ECLI:NL:HR:2005:AT6197
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Ontoelaatbaarheid van uitlevering van een Nederlands onderdaan aan België
In deze zaak gaat het om een uitleveringsverzoek van België voor een Nederlands onderdaan, die in België is veroordeeld tot een vrijheidsstraf. De Hoge Raad verwijst naar een eerder arrest van 18 januari 2005, waarin vragen aan de Belgische Minister van Justitie zijn gesteld. Tijdens de zitting op 12 april 2005 heeft de Advocaat-Generaal Jörg een schriftelijke samenvatting gepresenteerd, waarin hij adviseert om de uitlevering ontoelaatbaar te verklaren. De raadsvrouwe van de opgeëiste persoon, mr. E.J.M. Abels, heeft de gelegenheid gekregen om schriftelijk commentaar te geven op deze opvatting.
De Hoge Raad heeft vervolgens de procesgang beoordeeld en vastgesteld dat het uitleveringsverzoek is gebaseerd op een verstekvonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel, dat op 22 februari 1996 is uitgesproken. Dit vonnis is definitief geworden, en het verzoek strekt tot tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf. De Hoge Raad overweegt dat, gezien het feit dat de opgeëiste persoon een Nederlands onderdaan is en het voorbehoud dat Nederland heeft gemaakt bij artikel 7 van de Overeenkomst inzake uitlevering tussen EU-lidstaten, de uitlevering ontoelaatbaar moet worden verklaard.
In zijn beslissing verklaart de Hoge Raad de verzochte uitlevering ontoelaatbaar. Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en J. de Hullu, in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en is uitgesproken op 24 mei 2005.