ECLI:NL:RBAMS:2006:AX2010
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- A.J.R.M. Vermolen
- M.E. Leijten
- J.L. Hillenius
- Rechtspraak.nl
Weigering van overlevering aan België op basis van onvoldoende garanties
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 april 2006 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon aan België. De vordering was ingediend door de officier van justitie op 14 februari 2006, naar aanleiding van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 31 januari 2006 was uitgevaardigd door de Advocaat-generaal bij het Parket generaal Hof van beroep Antwerpen. De opgeëiste persoon, geboren in 1972 en thans gedetineerd in het Huis van Bewaring “Almere Binnen”, was veroordeeld tot een vrijheidsstraf van vijf jaar voor deelname aan een criminele organisatie en illegale handel in verdovende middelen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon feitelijk kennis heeft gekregen van het tegen hem gewezen verstekvonnis, waardoor de termijn voor verzet is verstreken. De verdediging heeft aangevoerd dat de garantie van de Belgische autoriteiten, dat verzet nog mogelijk is, onvoldoende is. De rechtbank oordeelt dat de opgeëiste persoon niet in persoon was gedagvaard en dat de garantie zoals bedoeld in artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) vereist is voordat overlevering kan plaatsvinden.
De rechtbank concludeert dat de opgeëiste persoon niet aan de eisen van artikel 12 OLW voldoet, omdat de verzettermijn inmiddels is verstreken. Hierdoor is de mededeling in het EAB dat verzet nog mogelijk is niet meer van toepassing. De rechtbank weigert de overlevering en heft het bevel tot gevangenhouding op, omdat er geen effectief verzet meer mogelijk is. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechters in de openbare zitting aanwezig waren.