ECLI:NL:HR:2005:AR6613
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Tussenarrest inzake Belgisch uitleveringsverzoek tot strafvervolging of tenuitvoerlegging
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 januari 2005 een tussenarrest gewezen inzake een uitleveringsverzoek van het Koninkrijk België. Het verzoek betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1970, die in Nederland woont. De zaak is ontstaan na een verzoek tot uitlevering voor strafvervolging of tenuitvoerlegging van een eerder vonnis van de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel. De Hoge Raad heeft het onderzoek heropend omdat de overgelegde stukken onvoldoende informatie bevatten om het verweer te beoordelen dat er geen verzet meer openstaat in België, waardoor het verstekvonnis onherroepelijk zou zijn en de uitlevering ontoelaatbaar zou zijn volgens het Nederlandse voorbehoud bij artikel 7.1 van de Overeenkomst inzake uitlevering tussen de EU-lidstaten.
Tijdens de zitting op 23 november 2004 is de opgeëiste persoon gehoord, bijgestaan door zijn advocaat, mr. E.J.M. Abels. De Advocaat-Generaal heeft een schriftelijke samenvatting van zijn opvatting over het uitleveringsverzoek gepresenteerd, waarin hij concludeert dat de uitlevering toelaatbaar is. De raadsvrouwe heeft opmerkingen gemaakt over het verzoek en de te nemen beslissingen. De Hoge Raad heeft besloten om de stukken in handen te stellen van de Procureur-Generaal en de Belgische Minister van Justitie te verzoeken om voor 15 maart 2005 antwoord te geven op specifieke vragen over de uitlevering.
De Hoge Raad heeft in zijn beslissing verwezen naar eerdere arresten en de relevante verdragen die van toepassing zijn op het uitleveringsverzoek. De zaak is doorverwezen naar de terechtzitting van de Enkelvoudige Kamer op 15 maart 2005, waarbij de Hoge Raad de nodige vragen heeft gesteld aan de Belgische autoriteiten om de situatie verder te verduidelijken.