ECLI:NL:HR:2005:AT2623
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- J.C. van Oven
- F.B. Bakels
- P. Neleman
- Rechtspraak.nl
Cassatie over wettelijke rente in echtscheidingszaak en verdeling huwelijksgemeenschap
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw. De rechtbank te 's-Hertogenbosch had op 12 maart 1999 de echtscheiding uitgesproken en de beslissing over de verdeling van de huwelijksgemeenschap aangehouden. Na verschillende tussenbeschikkingen heeft de rechtbank op 2 februari 2001 de man veroordeeld tot betaling van een bedrag aan de vrouw. De vrouw heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, wat leidde tot een eindbeschikking van het gerechtshof op 23 september 2003, waarin de man ook wettelijke rente verschuldigd werd verklaard over het bedrag dat hij aan de vrouw moest betalen.
De Hoge Raad heeft de beschikkingen van het hof vernietigd voor zover daarin is bepaald dat de man wettelijke rente verschuldigd is over het als saldo door de man aan de vrouw verschuldigde bedrag vanaf 30 maart 2001. De Hoge Raad oordeelde dat zolang de verdeling van een tot de gemeenschap behorende bate niet is vastgesteld, een daarop gebaseerde vordering niet kan worden beschouwd als een vordering tot betaling van een geldsom ter zake waarvan de debiteur in verzuim is. Dit betekent dat de man pas wettelijke rente verschuldigd is over het bedrag dat hij aan de vrouw dient te voldoen, nadat de verdeling van de huwelijksgemeenschap definitief is vastgesteld.
De uitspraak van de Hoge Raad heeft belangrijke implicaties voor de wijze waarop wettelijke rente wordt toegepast in echtscheidingszaken, vooral in situaties waarin de verdeling van de huwelijksgemeenschap nog niet is afgerond. De beslissing benadrukt het belang van een duidelijke en definitieve vaststelling van de verdeling voordat wettelijke rente kan worden geëist.