ECLI:NL:HR:2008:BC0387
Hoge Raad
- Cassatie
- P.C. Kop
- C.A. Streefkerk
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatie over verrekening en verdeling van verbouwingskosten bij echtscheiding
In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige echtelieden over de verrekening en verdeling van verbouwingskosten voor hun voormalige echtelijke woning na hun echtscheiding. De vrouw, verzoekster tot cassatie, had in eerste instantie de rechtbank Amsterdam verzocht om echtscheiding uit te spreken en om partijen te veroordelen tot verrekening van hun onverteerd gebleven inkomens. De rechtbank sprak op 25 juni 2003 de echtscheiding uit en hield de behandeling van de nevenvoorzieningen aan. De vrouw diende later een aanvullend verzoekschrift in, waarin zij de man verzocht om een bedrag te betalen dat verband hield met de verkoopopbrengst van de voormalige echtelijke woning en de verbouwingskosten. De man bestreed deze verzoeken en diende een tegenverzoek in.
De rechtbank bepaalde op 1 februari 2006 dat de verkoopopbrengst van de woning bij helfte tussen partijen zou worden verdeeld, maar hield verdere beslissingen aan. De vrouw ging in hoger beroep bij het gerechtshof te Amsterdam, dat in een tussenbeschikking van 24 augustus 2006 de vrouw toestond bewijs te leveren van een overeenkomst over de hypotheekrente. In de eindbeschikking van 8 februari 2007 vernietigde het hof de eerdere beschikking en bepaalde dat de verkoopopbrengst zonder verrekening van hypotheekrente zou worden gedeeld. De vrouw werd veroordeeld om een bedrag van € 100.407,50 aan de man te betalen, vermeerderd met wettelijke rente.
Tegen deze eindbeschikking stelde de vrouw cassatie in, waarbij de Hoge Raad de beschikking van het hof gedeeltelijk vernietigde. De Hoge Raad oordeelde dat de vrouw niet in verzuim was met betrekking tot de betaling van het gevorderde bedrag, omdat de verdeling van de gemeenschap nog niet was vastgesteld. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige en doet zelf de zaak af.