Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
heffingsambtenaarvan de
gemeente Ommen(hierna: de heffingsambtenaar)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende [X] [Z] tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, waarin een aanslag forensenbelasting van € 1.025 voor het belastingjaar 2015 werd opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Ommen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna belanghebbende in hoger beroep ging. De heffingsambtenaar had de aanslag opgelegd op basis van artikel 223 van de Gemeentewet, dat gemeenten toestaat forensenbelasting te heffen van natuurlijke personen die zonder hoofdverblijf in de gemeente meer dan negentig dagen een gemeubileerde woning beschikbaar houden. Belanghebbende betwistte de hoogte van de aanslag en stelde dat deze niet in verhouding stond tot het gebruik van gemeentelijke voorzieningen, aangezien zijn woning aan een zandpad ligt dat hij zelf onderhoudt.
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelde dat er geen verplichting bestaat om een verband te leggen tussen het profijt van gemeentelijke voorzieningen en de hoogte van de forensenbelasting. De rechtbank had de bezwaargronden van belanghebbende voldoende behandeld, ook al waren niet alle punten expliciet genoemd. Het Hof concludeerde dat de heffingsambtenaar de Verordening forensenbelasting 2015 op regelmatige wijze had vastgesteld en dat de verhoging van de aanslag niet in strijd was met het evenredigheidsbeginsel. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard, en het Hof zag geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.