ECLI:NL:HR:2002:AE0831
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- D.H. Beukenhorst
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie over voorlopige aanslag inkomstenbelasting en toepassing hardheidsclausule
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 14 januari 2000, betreffende een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1999. De belanghebbende had op zijn verzoek een voorlopige aanslag tot een bedrag van negatief ƒ 2770 vastgesteld gekregen. Na bezwaar tegen deze aanslag, heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, waarop belanghebbende cassatie heeft ingesteld.
In cassatie is vastgesteld dat belanghebbende in dienstbetrekking werkzaam is en dagelijks 72 kilometer enkele reis van zijn woonplaats naar zijn werk reist. Hij verzocht in zijn bezwaarschrift om aftrek van de kosten van het woon-werkverkeer, voor zover deze niet door zijn werkgever zijn vergoed. De Inspecteur heeft echter slechts het forfaitaire bedrag voor de reiskosten in aftrek toegelaten.
Het Hof heeft het beroep van belanghebbende verworpen en geoordeeld dat, voor zover hij een beroep deed op een hardheidsclausule, het Hof niet bevoegd is om daarover te oordelen. De Hoge Raad bevestigt deze uitspraak en stelt dat de bevoegdheid om tegemoet te komen aan onbillijkheden van overwegende aard, zoals bedoeld in artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, niet aan de rechter toekomt, maar aan de Minister van Financiën. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van belanghebbende niet tot cassatie kunnen leiden en dat er geen termen zijn voor een veroordeling in de proceskosten. De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.