In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende [X] [Z] tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 10 juli 2014, waarin de rechtbank het beroep ongegrond verklaarde. De heffingsambtenaar van de gemeente Staphorst had leges in rekening gebracht voor de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een woonboerderij. De leges bedroegen € 13.666,47, gebaseerd op bouwkosten die door de heffingsambtenaar waren vastgesteld op € 268.798, terwijl belanghebbende deze had opgegeven als € 210.000. Belanghebbende betwistte de hoogte van de leges en stelde dat de bouwkosten per kubieke meter verlaagd moesten worden, vooral gezien de economische situatie na de crisis. De heffingsambtenaar verdedigde zijn standpunt door te stellen dat de legesverordening van de gemeente Staphorst correct was toegepast en dat de door belanghebbende opgegeven bouwkosten niet klopten.
Tijdens de zitting op 24 maart 2015 in Arnhem zijn beide partijen gehoord. Het Hof oordeelde dat de gemeenteraad de vrijheid heeft om de heffingsmaatstaven vast te stellen en dat de legesverordening niet willekeurig of onredelijk was. Het Hof concludeerde dat de heffingsambtenaar de bouwkosten op een juiste manier had vastgesteld en dat de argumenten van belanghebbende niet voldoende onderbouwd waren. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De proceskosten werden niet toegewezen, en belanghebbende werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in cassatie te gaan bij de Hoge Raad.